Acta Neerlandica 8
(2011)– [tijdschrift] Acta Neerlandica– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
InleidingHet jaar 2006 stond in Nederland en daarbuiten in het teken van Rembrandt. De beroemde schilder was 400 jaar daarvoor in 1606 geboren. 2007 was in Nederland Michiel de Ruyter jaar. Dat de grote zeeheld 400 jaar daarvoor in Vlissingen was geboren, werd ook buiten de grenzen herdacht. Twee Nederlanders die in de Gouden Eeuw op hun gebied iets unieks tot stand hebben gebracht. Rembrandt hield niet van reizen. Het liefst bleef hij thuis in Leiden of Amsterdam. De Ruyter was daarentegen bijna nooit thuis. Hij zat altijd op zee. Geen van de twee hebben Hongarije bezocht. Toch had De Ruyter een speciale connectie met Hongarije. De Ruyter was in het laatste jaar van zijn leven (1676) een levende legende, een volksheld, een icoon, de redder des vaderlands, ‘de’ admiraal, ‘Bestevaer’. In dat jaar was hij al 69 jaar oud. Een zeer hoge leeftijd voor die tijd. Hij was ook ziek, leed aan graveel, dat hem pijnlijke aanvallen bezorgde. Ondanks dit feit bleef hij buitengewoon actief. Er was ook veel te doen in die jaren 1674-76. De Franse kapers op de Noordzee, een dreigende nieuwe oorlog tussen Zweden en Denemarken, problemen op de Middellandse Zee en de oorlog tegen de Fransen bezorgden de oude admiraal heel wat kopzorgen. Spanje en Frankrijk waren in oorlog. Vooral de Spaanse bezittingen in Italië verkeerden in groot gevaar. De Fransen steunden een anti-Spaanse opstand op Sicilië en het koninkrijk Napels dreigde door de Fransen bezet te worden. En dat zou niet goed zijn voor de Nederlandse handel.Ga naar eind1 De Spanjaarden riepen de hulp van de Republiek in. Nederland gaf gehoor aan de oproep en stuurde een hulpeskader. De Spanjaarden hebben op de benoeming van De Ruyter als commandant van de vloot aangedrongen. Ze kregen hun zin, hoewel het zeer ongebruikelijk was de opperbevelhebber van de Nederlandse oorlogsvloot met het aanvoeren van een kleinere vloot te belasten. Deze opdracht was eigenlijk beneden de rang van de luitenant-admiraal-generaal. Voor deze opdracht was een jongere en in rang lagere officier meer geschikt geweest.Ga naar eind2 Er waren ook andere bezwaren in verband met deze missie. De beoogde Nederlandse vloot was te klein en te licht bewapend. De Fransen hadden een duidelijk sterkere vloot en de Spaanse bondgenoten hadden jonge en onervaren officieren. Toen deze bezwaren door De Ruyter werden geuit in een vergadering van de Admiraliteit, ontstond een discussie. De oude admiraal werd verweten dat hij misschien bang zou zijn van deze reis.Ga naar eind3 | |
[pagina 6]
| |
Uiteindelijk verzochten hem de raden met de vloot uit te varen. Het antwoord van De Ruyter was treffend: De Heeren hebben mij niet te verzoeken, maar te gebieden, en al wierd mij bevolen 's Lands vlag op een enkel schip te voeren, ik zou darmee t'zee gaan, en daar de Heeren Staaten hunne vlag betrouwen, zal ik mijn leven wagen.Ga naar eind4 Deze woorden moesten uit de mond van de grijze zeeheld voor de raden zeer vernederend hebben geklonken. Op de dag van vertrek nam hij onder andere ook afscheid van een niet bij naam genoemde vriend. Uit die woorden blijkt dat de grijze admiraal zelf het einde voorvoelde. Mijn vriend, ik zeg U adieu, en niet alleen adieu, maar adieu voor eeuwig: want ik denk niet weer te koomen. Ik zal op deezen tocht blijven. Ik voel 't.Ga naar eind5 Op 29 juli 1675 vertrok de Ruyter met zijn vloot richting Napels. Op 31 december 1675 was de admiraal op Sicilië en ontving een brief van de Staten-Generaal, waarin hij verzocht werd, een poging te doen de Hongaarse predikanten te bevrijden die in Napels op galeien gevangen zaten. De Ruyter beloofde zijn best te doen en met de Spaanse onderkoning over de vrijlating te onderhandelen. Deze onderhandelingen verliepen wat moeizaam. De onderkoning durfde namelijk geen beslissing te nemen zonder de toestemming van de Spaanse koning en de keizer van het Duitse Rijk. De predikanten waren officieel namelijk hun gevangenen. Aan de andere kant wist de onderkoning dat de Spaanse vloot zonder de welwillende hulp van De Ruyter vrijwel kansloos was tegen de Franse zeemacht. De onderkoning van Napels stond dus voor een dilemma: zou hij zonder toestemming van zijn koning de Hongaren vrijlaten en daardoor misschien in conflict komen met zijn eigen vorst, of zou hij de vrijlating van de galeislaven weigeren en daardoor misschien de welwillendheid van de Nederlandse admiraal op het spel zetten om de Spaanse vloot in de slag tegen de Fransen bij te staan. Hij probeerde tijd te winnen, maar dat beviel De Ruyter niet. De admiraal liet zijn ongenoegen ook duidelijk blijken, toen hij de gelegenheid kreeg de onderkoning onder vier ogen te spreken: | |
[pagina 7]
| |
Ik heb u tweemaal geschreven met het verzoek de Hongaarse predikanten die op de galeien zitten, vrij te laten. Men zegt dat hun omstandigheden nu wat beter zijn, maar ze zijn nog steeds niet in vrijheid gesteld. Ik verzoek u daarom nogmaals deze mensen te laten gaan, want ze hebben naar mijn mening niets gedaan dat die straf rechtvaardigt. Uwe excellentie doet mij de eer om mij welkom te heten met veel blijken van achting en vriendschap. Dat zou mij met blijdschap moeten vervullen. Maar u moet weten dat ik onmogelijk blij kan zijn. Hoe kan ik mij verheugen over alle eer die mij wordt bewezen, zolang mijn lieve broeders daar op de galeien zitten? en zo mishandeld worden? Als uwe excellentie zijn genegenheid voor mij wil bewijzen, verlos deze beklagenswaardige personen dan van hun boeien.Ga naar eind6 Door deze woorden werd ook voor de onderkoning duidelijk dat De Ruyter zijn opdracht van de Staten-Generaal zeer serieus nam en dat hij de Hongaren vrij wilde zien. Hij was zo gedreven in zijn betoog dat hij openlijk zei dat de predikanten volgens hem onschuldig waren. Daarmee gaf hij aan dat hij de rechtspraak van het Habsburgse hof allesbehalve rechtvaardig vond. Hij koos zeer duidelijk partij voor de protestantse Hongaren, hij noemde hen zelfs ‘mijn lieve broeders’. Na zo een betoog was het ook voor de onderkoning duidelijk dat hij niet langer op reactie uit Madrid of Wenen moest wachten als hij op de hulp van de Nederlandse vloot wilde rekenen. Hij deed nog een poging om de tijd te rekken en wilde het probleem naar de Duitse keizer door te schuiven. Maar wanneer hij het diep ontgoochelde gezicht van De Ruyter zag, bedacht hij zich opeens: Welnu mijn heer, wie zou zo een admiraal, de beschermer en behouder van deze landen, aan wie wij zozeer verplicht zijn, iets kunnen weigeren? Ik zal de predikanten om uwentwil ontslaan, maar op voorwaarde dat u ze op de vloot houdt en niet aan land zet in streken die onder mijn koning of de keizer vallen, opdat hun verder niets overkomt. Ik zou hen dan niet kunnen beschermen. Ik doe dit nu zonder orders, maar ik vertrouw erop dat ik mijn koning met dit besluit van dienst ben, en daarom heb ik dat wat u zo dringend verzoekt, niet willen weigeren. Hun vrijheid is geschonken.Ga naar eind7 | |
[pagina 8]
| |
Miklós Nemes Tamássy: De Ruyter (Gereformeerd College, Debrecen)
Op 11 februari werden de nog levende 26 Hongaarse predikanten bevrijd. Zij kwamen op de schepen van De Ruyter terecht, later werden ze met een Engels schip naar Venetië gebracht. Ze gingen naar Zürich en later in kleinere groepen naar Engeland, Nederland, Duitsland, Scandinavië. Voorlopig mochten ze niet naar Hongarije terugkeren. Na de bevrijding van Hongaarse predikanten volbracht De Ruyter de andere opdracht, die hij van de Staten-Generaal had gekregen. Hij ging op 22 april bij Messina tegen de Fransen vechten. En hij sneuvelde. Voor Nederlanders is De Ruyter een held. Voor Hongaren is hij de bevrijder. Deze bijzondere band was de aanleiding voor het congres dat de Vakgroep Nederlands van de Universiteit Debrecen in oktober 2007 met de steun van het Gereformeerd College en de Onderzoeksgroep Reformatie en Vroegmoderne Cultuurgeschiedenis van de Vakgroep Hongaarse Literatuur heeft georganiseerd. Voor het congres werd ook het 19de-eeuwse schilderij van Miklós Nemes Tamassy De Ruyter bevrijdt de Hongaarse predikanten, dat in het Gereformeerd College hangt, gerestaureerd. De kosten werden deels door de Ambassade der Koninkrijk der Nederlanden, deels door andere sponsoren gedragen. Hierbij moet de naam van Ronald Steur genoemd worden die door zijn persoonlijke inzet | |
[pagina 9]
| |
en onvermoeibaarheid dit restauratieproject in een veilige haven heeft geleid. Het congres hadden wij in deze vorm niet kunnen organiseren zonder de financiële steun van onze sponsors: de Ambassade der Koninkrijk der Nederlanden en Krekels Group. Onze bijzondere dank gaat uit naar de ambassadeur van Nederland, Ronald Mollinger, de cultureel attaché Jan Kennis, de gereformeerde bisschop Gusztáv Bölcskei, de rector van het Gereformeerd College Sándor Fazakas, de vice-rector van de Universiteit Debrecen Attila Debreczeni, de decaan van de Faculteit der Letteren Tibor Laczkó en professor István Bitskey, die ons met raad en daad bijstonden in de organisatie. Speciaal wil ik de inmiddels helaas overleden István Tüski danken voor de inspiratie. Na het congres in oktober 2007 werden de lezingen gebundeld en in 2008 onder redactie van István Bitskey en Gábor Pusztai onder de titel Michiel de Ruyter és Magyarország [Michiel de Ruyter en Hongarije] uitgegeven. Van begin af aan was de bedoeling dat de bundel in de reeks Acta Neerlandica ook in het Nederlands zou verschijnen. Het vertaalwerk werd door collega's van de vakgroep (Gábor Pusztai, Réka Bozzay, László Papp, Emese Szabó, Lieselot Van Dijck, Gert Loosen) gedaan. De laatste hand aan de teksten werd door professor Ferenc Postma gelegd, waarvoor wij hem bijzonder willen danken. Dit speciale De Ruyter-nummer van Acta Neerlandica was niet mogelijk geweest zonder de financiële ondersteuning van het Nederlands Genootschap van Bibliofielen.
Debrecen, 31 oktober 2010
Gábor Pusztai, Réka Bozzay |
|