Acta Neerlandica 6
(2008)– [tijdschrift] Acta Neerlandica– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 23]
| |||||||
Gert Loosen
| |||||||
[pagina 24]
| |||||||
Hoe zit dat nu in Vlaanderen? Twee jaar geleden studeerde een oudleerlinge van mij af bij prof. Dirk Geeraerts, die vorig jaar bij de collega's van de KGRE te gast was. Karolien De Bisschop schreef haar scriptie over De taalpolitieke discussie in Vlaanderen in de laatste vijftien jaar. Op basis van haar onderzoekGa naar eind3 zou ik u vandaag iets willen vertellen over het Nederlands in Vlaanderen in zijn drie laagjes: dialect, standaardtaal en tussentaal, en over het hardnekkige gezwel dat dit laatste isGa naar eind4.
Er was eens een land uitgevonden, dat heette België. Waarom, weten we niet precies, want de Belgen waren dapper genoeg om zich door Caesar te laten uitroeien. België begon als dak waaronder Franstaligen de plak zwaaiden, ook over diegenen die ze ‘patois’ vonden praten; een béétje dysfemistsich, maar de taal in het noordelijke deel ‘Nederlands’ noemen was dan weer té optimistisch. Ik ga even voorbij aan de hele voorgeschiedenis die Jaap Van Marle er een van delayed standardization noemt (VAN MARLE 2002). Toch twee hoogtepunten: in de 19de eeuw winnen de integrationisten het pleit en de standaard voor het Nederlands in Vlaanderen wordt in het Noorden gezocht en niet in de Loquela van Gezelle. Het Nederlands verwerft officiële status in België: in 1973 wordt grondwettelijk vastgelegd dat het de enige officiële taal in Vlaanderen is - iets dat in Nederland nog niet gebeurde. Toch worden nu tussen Nederland en Vlaanderen uitgewisselde tv-programma's keurig ondertiteld voor ze uitgezonden worden, ondertuttelingGa naar eind5 heet dat, - de enige reden die ik daarvoor kan bedenken is dat ze nasynchroniseren nog hilarischer zou zijn. (De oorzaak voor het uit elkaar groeien van de uitspraak in Vlaanderen en Nederland zou liggen aan sociologische processen in Nederland enerzijds, waardoor men langzaam maar zeker en massaal is gaan afwijken van de uitspraaknorm uit het eerste kwart van de twintigste eeuw, en het stevig vasthouden aan die eindelijk verworven, maar toch vroeg-twintigste-eeuwse uitspraak in Vlaanderen. Zie daarvoor VAN DE VELDE 1996)
Grofweg zou je kunnen zeggen dat er in Vlaanderen drie taallagen zijn: de traditionele dialecten, de standaardtaal - en daar iets tussenin, een beest met vele namen: tussentaal, Verkavelingsvlaams, Soap-Vlaams, enz.
Wat is DE STANDAARDTAAL IN VLAANDEREN? Standpunten tegenover die standaardtaal (of -talen) en wat is haar plaats? Wat is de standaardtaal? De meningen zijn verdeeld. Een eerste | |||||||
[pagina 25]
| |||||||
standpunt houdt in dat er slechts één standaardnorm is, de Nederlandse standaardtaal uit Nederland. Je zou kunnen zeggen dat het een Verlicht standpunt is. Een tweede mogelijkheid kunnen we eerder Romantisch noemen: er is één norm, een Vlaamse. Een derde standpunt is het volgende: er zijn twéé normen. En dan zijn er daarbinnen nog twee variaties. Variatie één: er is de Nederlandse standaardtaal en er is de Vlaamse spreektaal, die zich nog aan het vormen is. Variatie 2: er is de Nederlandse standaardtaal en er is het licht daarvan afwijkende Journaalnederlands. Je zou deze variant ‘postmodern’ kunnen noemen - of ‘Belgisch compromis’Ga naar eind6. De PLAATS die de standaardtaal inneemt in Vlaanderen, hangt samen met de definitie die men ervan hanteert. Wie het laatste, postmoderne, standpunt inneemt, pleit vaak voor een soort variatie binnen éénheid, polyglossie binnen de eigen taal, een flexibel afstemmen van register op je gesprekspartner. Wie het bestaan van één norm vooropstelt, vindt een eventuele tweetaligheid bedreigend voor de positie van het Nederlands. En dat zou indruisen tegen een democratisch voordeel van een standaardtaal in Vlaanderen. Door - om nogmaals die oude term te gebruiken - een integrationistische houding aan te nemen, kan de Vlaamse taalgebruiker in principe participeren aan de Nederlandse cultuur en blijft het Nederlands een middelgrote taal in Europa. Verder blijven uiteraard aloude voordelen van kracht: standaardtaal overbrugt talige verschillen, maakt communicatie mogelijk en emancipeert daardoor de taalgebruiker, die er meer kansen mee krijgt in het leven. Er gaan echter ook stemmen op die vragen stellen bij de manier waarop de standaardtaal ‘opgelegd’ wordt. Deze stemmen wijzen er dan op dat de standaardtaal eigenlijk de taal is van een in veel opzichten dominante groep, en daarmee een teken van ongelijkheid is, niet neutraal en bijgevolg ook discriminerend in plaats van emanciperend. Hoe dat zich uit in schoolse depreciatie van hun taalgebruik én beperkte jobkansen voor talig overigens zeer flexibele jongeren van Marokkaanse afkomst in Vlaanderen, werd in het laatste nummer van het tijdschrift Taalkunde grondig onderzocht.
Tot daar over de standaardtaal in Vlaanderen. Wat is er nu van DE DIALECTEN IN VLAANDEREN - voor Dirk Geeraerts de onderste taallaag in Vlaanderen? Ook daar zijn de meningen erg verdeeld - gelukkig vinden we hier maar | |||||||
[pagina 26]
| |||||||
grofweg twee standpunten. Enerzijds is er de Romantische visie op dialecten, die authentiek, zuiver, natuurlijk, (des) volks zouden zijn, een register dat het best past in persoonlijke en intieme levenssfeer - ze worden als de moedertaal van de Vlaming beschouwd, tegenover de vreemde taal die de standaardtaal is. Vele auteurs pleiten voor respect voor en het behoud van dialect - al worden tegelijk bv. dialectpratende kinderen met lagere sociale klasse geassocieerd. Waarschijnlijk hangt dit laatste ermee samen dat dialecten geprezen worden uit diezelfde hang naar functionele differentiatie waarover ik het daarnet had, en ééntalige dialectsprekertjes verstoken blijven van emancipatiekansen. Misschien wordt er ook van gehouden vanuit - en dat is mijn persoonlijke mening - een soort folkloristische weemoed.
Alsof het allemaal nog niet genoeg was, komt die Vlaming van onder zijn kerktoren ín zijn BMW gekropen (zijn Be My Wife zegt Tom LanoyeGa naar eind7) en kan hij zich op zijn werkplaats niet langer behelpen in zijn eigen dialect. En omdat ie te lui is (volgens Geert Van Istendael) om behoorlijk Nederlands te leren, ontstaat daar iets, iets onbestemds, iets tussenin, iets vis noch vlees: de tussentaal. Het spreekt vanzelf dat dit een veel te summiere en subjectieve samenvatting van het verschijnsel is, sta me toe er wat dieper op in te gaan. Je zou tussentaal kunnen omschrijven als een niet-dialectische gesproken omgangstaal, een informele spreektaal, de Vlaamse omgangstaal, de dagdagelijkse spreektaal in Vlaanderen, cortomo, nix aan de handa: Algemeen Vlaams. Verkavelingsvlaams noemt Geert Van Istendael deze draak. Omdat de vernieling van de openbare ruimte ten voordele van idiosyncratische vormen van welbehagen hand in hand gaat met de verwaarlozing en het gebrek aan beheersing van het Nederlands. Tussentaal wordt ook Soap-Vlaams genoemd. Omdat ook Vlamingen het intieme leven van de personages uit hun soapseries beter kennen dan hun eigen buren en familieleden, praten die personages omwille van de intieme sfeer toch geen Nederlands zeker, maar omwille van de kijkcijfers toch iets dat het dialect overstijgt. Dat Nederlands is immers een zondags pak dat je niet elke dag uit de kast haalt - een term van Dirk Geeraerts. Toch bewijst alweer Dirk Geeraerts dat Soap-Vlaams een laken is voor het bedje waarin enkele zusters ziek zijn: hij merkt verschillen in het gebruik van de tussentaal op tussen personages van Thuis, de soap-hit op | |||||||
[pagina 27]
| |||||||
Campagne tegen tusseltaan op VRT radio en televisie, gelanceerd door Ruud Hendrickx, taalraadsman bij de openbare omroep.
| |||||||
[pagina 28]
| |||||||
de openbare zender VRT en die van Familie, de soap op VTM, het commerciële station.
U merkt het al: de tussentaal in Vlaanderen is een taal waarbij, waarin de gebruikers zich op hun gemak voelen, die zich zo algemeen verbreid heeft dat ze een zelfstandige grootheid geworden is. Hoewel het de facto erop lijkt dat er een nieuwe tweetaligheid ontstaat in Vlaanderen, is lang niet iedereen daar gelukkig mee. Integendeel: deze tussentaal wordt in de literatuur zwaar gestigmatiseerd en krijg hoofdzakelijk negatieve etiketten opgekleefd. Met het gebruik ervan komt Vlaanderen immers in een impasse terecht en al is het een nobel streven deze varianten te bestrijden, het is tot mislukken gedoemd.
Hoe dan ook, om je vijand te verslaan, kan het goed zijn om hem te doorgronden. Verschillende voedingsbodems zijn al aangewezen waarop deze tussentaal zo welig is gaan tieren; Karolien De Bisschop brengt ze onder in een viertal categorieën: psychologische, talige, sociologische en pedagogische en publieke factoren.
Beginnen we met psychologische factoren. De Vlaming zou zich vanuit een houding die enigszins Romantisch te duiden is, afzetten tegen de standaardtaal. Het zou hier gaan om een gebrek aan standaardtaalwil. Zo zou het bv. niet meer ‘cool’ zijn om standaardtaal te spreken. Zoals we daarnet al zeiden, kan het echter ook te maken hebben met de zondagse-pak-mentaliteit: de Vlaming identificeert zich niet met de standaardtaal, voelt er zich niet goed in. Voor sommige analytici ligt de Vlaming er wel érg belabberd bij op de couch: hij zou te zelfgenoegzaam én te onzeker zijn. Wat dit laatste betreft: ga maar eens met camera en microfoon een willekeurige straat op in Vlaanderen en in Nederland en stel toevallige passanten dezelfde vraag - liefst een waarbij een mening gevraagd wordt - en je merkt dadelijk dat deze verklaring best wel onderbouwd kan worden.
Wellicht zijn er ook talige factoren aan te duiden die historisch gegroeid zijn. Het Brabants dialectgebied is dominant op sociaal, politiek, cultureel en economisch vlak en de omgangstaal van het - eventjes oneerbiedig - achterland. Zwak protest van dit laatste helpt niet, integendeel: het wordt gekarikaturiseerd in ontspanningsprogramma's. Als er ergens een lieve naïeve dommekloot van een personage rondloopt | |||||||
[pagina 29]
| |||||||
in een comedy, dan spreekt hij vaak Limburgs. En de chauvinistische West-Vlaming die protesteert tegen zijn vermeende en daarom ondertitelde onverstaanbaarheidwerd uitgebreid en herhaaldelijk geparodieerd in In de GloriaGa naar eind8.
De ST-norm wordt in Vlaanderen misschien onvoldoende beheerst omdat er enerzijds geen consensus bestaat over wàt die norm precies is, of omdat degenen die hem professioneel kennen en beheersen, té schoolmeesterachtig de dialecten als des duivels afgeschilderd hebben en te streng en te snel een nieuwe norm ingang wilden doen vinden, die plotseling op alle gebieden des levens gebruikt zou moeten worden. Wat als goede cultureel-emanciperende bedoeling startte, resulteerde in een hardnekkige uitwas.
En zo komen we bij sociologische factoren. Misschien had de Vlaming wel een tussentaal nodig om dat vervloekte dialect en die ongekende standaardtaal te overbruggen. Anderzijds is de tijdsgeest sinds de jaren '60 volgens velen er een van een steeds toenemende permissiviteit en daarmee samengaand verval der zeden - en dus ook een lakse houding tegenover verzorg taalgebruik. Of is het die zelfgenoegzame houding van de Vlaming, die binnen België nu het welvarende broertje is, enkele staatshervormingen achter de rug heeft en Nederland eigenlijk niet meer nodig heeft - of ként. Wat we zelf doen, doen we beter citeerde o.a. Luc Van Den Brande verkeerd (die zichzelf met minister-president van Vlaanderen liet aanspreken) de woorden van Gaston Geens, voorzitter van de eerste Vlaamse executieve. Ach, ministers. Nu hééft Vlaanderen een eigen minister van Cultuur, en de man is akelig populair door of ondanks zijn kromme jeugdverenigingsvergadertaaltje en o zo sympathieke emotionaliteit op televisie. En bekeken wordt hij. Want de Vlaming kijkt niet meer naar de Nederlandse tv, waar vroeger Willem Ruis en vele anderen een mooi alternatief boden voor de oersaaie BRT. Nee, nu op elke zender zo ongeveer dezelfde eenheidsworst wordt aangeboden, dan liever die van bij ons.
En tot mijn eigen grote ergernis moet ik zeggen dat het in het onderwijs al niet veel beter is. In een school op 80km van mijn eigen dialectgebied werd ik omwille van mijn uitspraak als een buitenaards wezen beschouwd toen ik er de plaatselijke leraar Nederlands verving. | |||||||
[pagina 30]
| |||||||
Het tijdschrift Klasse, gemaakt voor onderwijsmensen en met een eigen, onafhankelijke redactie, onderkent het probleem ookGa naar eind9. De overheid stimuleert scholen om een taalbeleid te voeren en standaardtaal te hanteren op vergaderingen, tijdens de les, bij ontmoetingen met leerlingen buiten de klasmuren, taalraadsman Ruud Hendrickx van de VRT lanceerde in het huis van de Vlaamse openbare omroep een campagne om in de media tussentaal te vermijden, maar helaas...
Oe noemde gij? Ik eb u ier nog nooit op 't school gezien! Wa segt ge? Don Quichot? Allez, da's e moppeke zeker? Da's toch diene me tie wiendmoles he. En waarom prate gij zo raar? Kunde gij nie gewoon klappe gelijk wij allemaa ier in Vlaandere? | |||||||
[pagina 31]
| |||||||
Bronnen
|
|