Voorwoord
De bij toerbeurt georganiseerde Hongaarse studiedag voor Neerlandistiek hield in oktober 2006 weer halt in Debrecen, ditmaal in de stijlvolle omkadering van het Debrecense huis van de Hongaarse Academie der Wetenschappen. Na een verwelkoming door dhr. István Bársony, oud-decaan van de faculteit Letteren aan de Universiteit Debrecen, mevr. Zsuzsanna Iványi, directrice van Instituut voor Germanistiek, en dhr. Jan Kennis van de Ambassade der Nederlanden, gaf Gábor Pusztai het woord aan collega's van de drie vakgroepen. Niet alleen kregen we een kleurig palet aan studiegebieden en specialiteiten voorgeschoteld uit linguïstiek en literatuur, maar elke vakgroep kreeg de kans om zichzelf, zijn medewerkers en activiteiten even voor te stellen. De bundel die u voor u heeft, bevat de neerslag van lezingen die die dag gehouden werden.
PABLO IRIZARRI VAN SCHUCHTELEN vraagt zich af hoe sterk de verwantschap is tussen taalaanleg en muzikaliteit. Mensen verschillen van elkaar in de manier, het tempo en het succes waarmee ze dingen leren - maar is er bij elk individu apart een samenhang vast te stellen tussen de aanleg voor taal en muzikaliteit?
GERT LOOSEN vertelt over de tussentaal in Vlaanderen, een verschijnsel waarmee de neerlandistiek extra muros niet geconfronteerd wordt en voor wie het dan ook veelal onbekende materie blijft.
ROLAND NAGY beschrijft diachrone aspecten van fonologische ontlening in het Nederlands na taalcontact met het Frans. Worden uitheemse fonemen geadapteerd door het Nederlands, of veroveren ze een plaatsje tussen de Nederlandse fonemen?
ORSOLYA VARGA vergelijkt het eerste moderne Hongaarse met het eerste moderne Nederlandse werk over de principes van het vertalen. Zowel het werk van Antal Radó (1909) als dat van Antonius Angelus Weijnen draagt de titel De Kunst van het Vertalen - en dat blijkt niet de enige overeenkomst.
CSILLA ZICHLER neemt psychologische theorieën over emotie als uitgangspunt voor haar linguïstisch onderzoek dat ze schoeit op cognitief-