| |
| |
| |
Réka Eszenyi
Taalpedagogische aspecten in het werk van Johannes Amos Comenius (1592-1670)
De naam van Comenius klinkt bekend voor onze oren. Hij werd in Tsjechie geboren, woonde en werkte jarenlang in Polen, dan in Hongarije (1650-54), waar hij bij de ontwikkeling van het leerprogramma van het collegium in Sárospatak hielp, en heeft meerdere keren Nederland bezocht. Aan het eind van zijn leven schreef hij dat hij na zoveel stormen in het leven naar de rust van Nederland verlangde. Door zijn ‘wandelend’ leven hoort Comenius dus bij de cultuur van ons allemaal. Neerlandici van Centraal-Europa hebben zijn naam voor hun vereniging gekozen.
Naast algemene didactische werken, zoals Didactica Magna, heeft Comenius meerdere werken over taal en taalpedagogie tot stand gebracht. Gezien het feit, dat op veel 17de-eeuwse scholen het leren van Latijn een centrale rol speelt, moet degene, die in deze periode over onderwijs wil schrijven, geinteresseerd zijn in het thema taalonderwijs. Latijn is het middel van de verkenning van de wereld, dus Comenius onderwijst ook Latijn in zijn boeken. Deze taalboeken overleven hun auteur door de eeuwen, en verschijnen in drie- en viertalige versies tot in de 18de en 19de eeuw.
Wat maakt deze taalboeken van nog blijvende waarde? Wat voor processen en methodes presenteert Comenius, die in onze dagen nog als nieuw en modern worden beschouwd? Op deze vragen zoekt mijn presentatie het antwoord.
| |
| |
De reden waarom ik een ogenschijnlijk niet streng tot de neerlandistiek behorend thema wil behandelen is dat ik met taalpedagogisch onderzoek bezig ben en terzelfdertijd Nederlands als vreemde taal geef. Als studente van twee moderne talen, Engels en Nederlands werd ik ‘onder de invloed’ van de communicatieve benadering van taalonderwijs opgeleid. Tijdens mijn studies op het gebied van taalpedagogie heb ik het werk van Comenius leren kennen. Als ik boeken over de methodes van talen leren aan het lezen ben, valt op hoe leerling-centrisch en communicatief Comenius het taalonderwijs benadert. Ik heb dus een beschrijving gelezen van Comenius over de te volgen methode bij het leren van Latijn met de ogen van een ‘moderne’ taaldocente om een beeld van zijn ideeën te kunnen krijgen. De titel van de tekst is: Makkelijke, korte, en aangename weg naar het vloeiend lezen en correct interpreteren van Latijnse auteurs (1651), en hij is als handleiding bedoeld bij de Latijnse taalboeken van Comenius. In deze tekst wordt het plan van een Latijnse school met zeven klassen opgeschetst. Comenius draagt de beschrijving op aan Zsigmond Rákóczi, de broer van de vorst van Transsylvanië, die hem naar Sárospatak heeft uitgenodigd. Comenius noemt hem de patroon van wetenschap en taalonderwijs en wijst erop dat het volk van ‘Pannonia’ op een dag hopelijk te weten komt, dat het hele project van het nieuwe schoolsysteem door Zsigmond en zijn familie werd geïnitieerd. Het plan wordt in drie hoofdstukken voorgelegd.
Het eerste hoofdstuk presenteert het doel van de Latijnse school. Comenius geeft een beeld van de situatie van het Latijn in de geleerde wereld. Hij legt uit waarom het onderwijs van Latijn van wezenlijk belang is: de lezer van dit hoofdstuk wordt met een lofzang over de Latijnse taal geconfronteerd. De adjectieven, die Comenius gebruikt om zijn subject te introduceren zijn: gevarieerd, verfijnd en zelfs heilig. Bij eerste lezing werken deze woorden schokkend, maar later in de tekst, wanneer Comenius zijn lezers van praktische raadgevingen voorziet, noemt hij het belang van het loven van het subject als eerste. De leraar moet zijn vak heilig achten, dit is de eerste voorwaarde voor een motiverende uitstraling, die de leerlingen dient te helpen op hun weg naar taalkennis. Naast het Hebreeuws en Grieks werd Latijn de derde taal van de kerk, die door de eeuwen heen verrijkt en veradeld is. Om de praktische kant te noemen, Latijn is ook de taal van internationale communicatie, volgens Comenius moet ieder volk het Latijn beheersen. Het Latijn was de taal van de cultuur en meestal de lingua franca tussen geleerden van verschillende landen. Latijnse scholen en boeken zijn dus noodzakelijk
| |
| |
voor de verspreiding van het Latijn. Hoe valt het leren van de Nederlandse taal in de 21e eeuw te vergelijken met het leren van Latijn in de 17e eeuw in Centraal-Europa?
Comenius noemt drie doelen van het onderwijs van Latijn: ten eerste, het moet een bron van bijzonder plezier zijn voor het intellect, en daardoor tot verder leren motiveren. Ten tweede, het moet een middel tot het leren kennen van de echte beschaving zijn, ten derde, Latijn moet de wijze raadgever in het leven van de leerling worden. Deze, wat sentimenteel geformuleerde doeleinden lijken een globaal doel te dienen: door de beheersing van het Latijn kan de leerling lid worden van de beschaafde, intellectuele kringen van zijn volk. Ik vind dat de genoemde doelen heel goed bij het leren van vreemde talen in het algemeen passen. De intellectuele kring die met het leren van Nederlands te bereiken is is de kring van neerlandici in Centraal-Europa.
Om het verwerven van deze kennis voor een bredere kring mogelijk te maken, tracht Comenius een systeem, een leergang uit te werken, waarmee het Atrium, het hoogste niveau van taalkennis, de bevoegdheid om klassieke teksten te lezen, te bereiken is. Het woord ‘atrium’ heeft als eerste betekenis de volgende: het centrale deel van een oudromeinse woning, vierkante ruimte in 't midden, bestemd voor het huiselijk leven. Het woord wordt door Comenius gebruikt om verder te laten zien dat een hoog niveu van taalkennis toegang kan bieden tot het centrum van beschaving. Volgens zijn plan zullen de leerlingen het hoogste niveau door het Vestibulum (toegangsruimte) en de Ianua (portaal) benaderen.
DRIE LEERGANGEN:
V-estibulum
I-anua VIA
A-trium
De eerste letters van de drie woorden geven het woord via, het Latijn voor weg. De leergangen zijn dus de weg tot kennis. De drie trappen van een taal leren kunnen volgens Comenius ook met de fasen van een huis bouwen vergeleken worden: men bouwt eerst het fundament, daarna de structuur, het gebouw, en eindelijk worden de versieringen aan het huis gezet. Hij benadrukt het belang van geleidelijkheid in leren.
In het tweede hoofdstuk worden de trappen en middelen van de nieuwe methode uitgelegd. (Naast de gang door Vestibulum, Ianum en Atrium, en het bouwen van een huis gebruikt Comenius beelden van het verbouwen van bomen, het proces van leren lopen, en hij vergelijkt het te verwerven
| |
| |
materiaal met een skelet, een lichaam en het leven, om duidelijk te maken voor zijn lezers, dat geleidelijk leren van essentieel belang is en ontwikkelen zijn natuurlijke gang heeft.) In het Vestibulum is het verwerven van de basiswoordenschat de taak. Op een elementair niveau wordt er over vervoeging en verbuiging gepraat. Dit deel is het materiaal van de kennis van de Latijnse taal. Het boek bevat een basiswoordenboek. In de fase van Ianua moeten alle woorden geleerd worden. Grammatica wordt ook grondig behandeld. Comenius noemt dit deel de vorm. In het Atrium leren de leerlingen al meerdere woorden voor een ding, samenhang in teksten, de schoonheid en de geest van de taal worden onder de loep genomen. De functie van dit deel is het leren leggen van verbanden, tussen woorden, uitdrukkingen en zinnen. De tekst wordt een eenheid in het derde deel. Comenius wijst erop dat het effectiever is om de moedertalige vertaling niet naast de teksten, maar apart te geven.
Het derde hoofdstuk gaat over het gebruik van de nieuwe boeken. Aan het begin stelt Comenius een paar vragen over de gang van het onderwijs in de klas. In het vervolg kan de lezer een reeks didactische raadgevingen lezen over de praktijk van taalonderwijs. Hij constateert eerst dat de leraar altijd bereid moet zijn om te leren. Daarop volgen ideeën over hoe de leraar de aandacht van de leerlingen kan trekken. De leraar moet zijn vak loven, in het bijzonder aan het begin van het leren. Een interessant begin kan de positieve ontwikkeling van de leerlingen bepalen, daardoor worden de leerlingen gemotiveerd. Het is van essentieel belang dat alle leerlingen een boek hebben, er mogen geen fouten staan in de boeken. De effectieve leraar is in staat om de aandacht van de leerlingen elk ogenblik op het subject te vestigen. Voortdurend oogcontact, het vermijden van monotoniteit en controlevragen zorgen ervoor dat de studenten attent blijven. Comenius raadt aan dat alles met illustratie gepresenteerd wordt. Zoals hij in het voorwoord van zijn latere taalboek, Orbis Sensualium Pictus (De zichtbare wereld in plaatjes) schrijft, dingen moeten eerst de zintuigen doorgaan, pas daarna bereiken ze het intellect. Tijdens de lessen worden het intellect, de tong en de handen gevormd. Het actief houden van de studenten is de sleutel tot leren. Comenius denkt dat abstracte regels in taalonderwijs te vermijden zijn. Er moet geoefend worden wat al begrepen is door de leerlingen. Fouten corrigeren krijgt een belangrijke rol: er worden geen fouten getolereerd in de klas. Comenius stelt voor dat degenen die fouten maken strafkaartjes moeten krijgen; op die manier kan men gefossiliseerde fouten voorkomen. In een schrift, een zogenaamde Latijnse bewaker, moeten alle fouten genoteerd worden. Hij vindt het een
| |
| |
teken van slordigheid als iemand steeds dezelfde fout maakt. Deze leerling moet de zweep van Priscinianus (auteur van een beroemde Latijnse grammatica van rond 500) krijgen. Comenius beschrijft de aard van deze straf niet precies, maar de naam doet ons vermoeden dat het een soort fysieke straf is.
Na al de aandacht voor het optimaliseren van leren werkt de intolerantie tegen fouten enigzins schokkend in het plan van Comenius. Kratochvíl, de Tsjechische biograaf van Comenius, beschrijft hem in zijn boek (1979) als een pedagoog die hevig tegen de autoritaire behandeling van de leerlingen in Sárospatak vocht. Desalniettemin kan de methode, die Comenius beschrijft in zijn plan als humanistisch en leerling-centrisch beschouwd worden. Het actief houden van de leerling, geleidelijkheid van leerstof, centrale aandacht voor het motiveren en het vormen van het intellect, tong en handen tegelijk zijn belangrijke onderdelen van modern taalonderwijs, in methodes die vandaag de dag van toepassing zijn. Om dit allemaal te bevorderen heeft Comenius een soort beeldwoordenboek samengesteld. De titel ervan is Orbis Sensualium Pictus (De zichtbare wereld in plaatjes). Het is als aanvulling bedoeld op de drie al genoemde leergangen, het Vestibulum, de Ianua en het Atrium. Comenius bedoelt dat de dingen eerst gepresenteerd moeten worden op een manier dat de leerlingen ze waar kunnen nemen, pas daarna kunnen deze dingen het intellect bereiken. Dit is het te volgen proces bij onderwijzen. Het ambitieuze plan van Orbis is de hele wereld en de hele taal samen te vatten in een boekje met plaatjes, benamingen, beschrijvingen. De volgorde van de elementen is dezelfde als de volgorde van de woorden in de woordenlijst van Ianua. De woorden worden door de beschrijvingen in een context geplaatst. Het eerste doel van dit boek is om het intellect plezier te doen, zodat de leerlingen leren ervan te genieten. ‘Als de angst voor de tuintjes van wijsheid verdwijnt, zal ons werk rijk beloond zijn!’ zegt Comenius in het voorwoord. Het tweede doel is om de aandacht van de leerling te trekken. Het derde doel is dat de zo aangetrokken leerlingen speels en met lol kennis over de wereld verwerven. Met behulp van de Orbis kunnen de
leerlingen het Vestibulum en de Ianua makkelijker doorwerken. Het is vanzelfsprekend het doel van alle vreemde taalleergangen om makkelijk, snel en effectief te zijn. Wat voor gemeenschappelijke karakteristieken vindt de huidige lezer tussen de ideeën van Comenius en de beschrijving van de bekendste methodes?
De grammatica-vertaalmethode betekende tot het midden van de 20ste eeuw ‘de methode’ van taalonderwijs, hij wordt nog steeds vaak als
| |
| |
klassieke of traditionele methode aangeduid. Vooral woordenschat en grammatica worden onderwezen, de vorm van de taal krijgt een grote nadruk. Vanuit de vier vaardigheden wordt vooral aan lezen en schrijven aandacht besteed. Van veel aspecten kan de methode die Comenius aanbeveelt tot de grammatica-vertaalmethode gerekend worden. Het belang van correctheid, regels en grammatica zijn hier een bewijs van. De methode dat in het collegium in Sárospatak werd gebruikt om Latijn te onderwijzen hoort duidelijk tot deze methode: in de syllabus van de school in het jaar 1648 staat dat er alleen grammatica gegeven moet worden.
Terwijl de grammatica-vertaalmethode het belang van de vorm benadrukt, kunnen de zogenaamde direkte methodes functie- en communicatie-gericht genoemd worden. Een voorbeeld van directe methodes is de Berlitz methode die in de tweede helft van de 19e eeuw is ontstaan. Er zijn taalscholen overal in de wereld die met deze methode talen leren. Alle docenten zijn moedertalig, de leerlingen proberen de taal zo natuurlijk mogelijk door communicatie te verwerven. Comenius pleit voor het gebruik van Latijn voor de leerlingen onder elkaar. Van moedertalige docenten van Latijn kon natuurlijk geen sprake zijn.
Het belang van vorm en onmiddellijke correctie van fouten is ook een belangrijk kenmerk van de audio-linguale methode die na de tweede wereldoorlog in zwang raakte. Regels hoefden in dit geval niet geleerd te worden, het sleutelwoord was gewoontevorming op basis van imitatie en analogie. Motieven in het werk van Comenius, zoals de foutenlijst en de zweep van Priscinianus doen inderdaad aan gewoontevorming denken: in de experimenten van de psychologische school van het behaviourisme, waarop de audio-linguale methode werd gebaseerd, werden de subjecten (dieren) met behulp van beloning en straf verschillende handelingen aangeleerd. Het idee dat abstracte regels van grammatica vermeden moeten worden treft men ook bij Comenius aan.
Als reactie op de regelloze taallessen van de audio-linguale methode is de functioneel-notionele-benadering ontwikkeld, die op het gedachtegoed van de cognitieve psychologie leunde. Volgens deze benadering hebben regels wel een voordelige invloed op het taalleren. Functies hebben betrekking op situaties, waarin bepaalde structuren worden gebruikt, noties duiden thema's aan, waarin verschillende gebieden van de woordenschat worden gebruikt. De ordening van de leerstof staat dus centraal. Als men naar de Orbis Sensualium Pictus van Comenius kijkt, kan men ook deze ordening zien: volgens Comenius staan de namen van alle bestaande
| |
| |
(basis)dingen in de Orbis, vergezeld van een plaatje en een uitleg. Omdat de Orbis op de grens van een woordenboek en een tekstboek staat (Comenius zegt dat het ook als tekstboek voor de moedertaal gebruikt kan worden), concentreert de schrijver zich vooral op de woordenschat; structuren en grammatica worden niet direct geleerd.
De volgende benadering is Krashens natuurlijke benadering. Wegens de benaming is het moeilijk om zich voor te stellen hoe men deze bij een dode taal zoals Latijn toe kan passen. Er zijn toch een paar beginsels die van cruciaal belang zijn in Krashens theorie, en ook bij Comenius worden deze als grondbeginselen gemeld. Volgens Krashen gebeurt taalontwikkeling door verwerving, en taalontwikkelingsfouten horen natuurlijk bij dit proces. Zoals dat boven beschreven werd, moest volgens Comenius iedere fout gecorrigeerd, sommige ook bestraft worden.) Krashen raadt aan dat de onderwijzer voor veel, maar niet te moeilijk taalaanbod zorgt. Geleidelijkheid en het maximaliseren van de vreemde taal-context zijn ook elementen van het werk van Comenius. Verder hebben de twee gemeen dat motivatie en gunstige beïnvloeding van de attitude van de leerlingen een sleutelrol heeft in het succesvolle leerproces. Allebei benadrukken de wezenlijkheid van aantrekkelijk lesmateriaal en het gevoel van nuttig bezig zijn met de taal voor de studenten
In het geval van de zogenaamde humanistische methodes (Counselling Learning, Total Physical Response, Suggestopedie, The Silent Way) wordt de nadruk gelegd op het behandelen van de taalleerder als individu. Er wordt veel aandacht besteed aan het scheppen van een optimale sfeer in de klas. Deze methodes zijn voor kleinere groepen bedacht, vooral voor volwassen taalleerders. Hun beginselen hebben weinig gemeenschappelijks met die van Latijnse scholen in Centraal-Europa in de 17e eeuw. Misschien kan het feit dat Comenius de persoonlijke betrokkenheid, activiteit en enthousiasme van de leerlingen onontbeerlijk vond voor effectief leren als basis voor vergelijking dienen.
Als men een geschiedenis of inventaris van methodes leest die gebruikt worden of ooit werden gebruikt (zie Hulstijn et al., of Van der Voort en Mol), komt de communicatieve benadering altijd het laatst, omdat deze de recentste en meest voorkomende is. De belangrijkste concepten van communicatief taalonderwijs zijn de begrippen communicatieve competentie en de vier vaardigheden: spreken, schrijven, luisteren en lezen. Communicatieve competentie kan in competentie, performantie en interactief vermogen gesplitst worden: uit deze drie zou onze taalkennis bestaan (Bardos, 1997). Communicatief taalonderwijs is op de ontwikkeling van
| |
| |
de gericht en heeft de evenwichtige oefening van de vier vaardigheden als doel. Het gebruik van authentieke teksten en taken zijn verdere belangrijke kenmerken van de methode.
Medgyes (1996) in zijn boek over communicatief taalonderwijs zegt dat het leren van een taal (en dus zijn verschijnsels) in drie stappen gebeurt: het eerste is het begrijpen van het taalverschijnsel, het tweede is het integreren van het nieuwe verschijnsel in wat men al kent, en de derde stap is de toepassing van het nieuwe verschijnsel. Interessant genoeg vindt de lezer soortgelijke drievuldigheid bij Comenius. Er moeten drie dingen gevormd worden in de leerling: het intellect, de hand en de tong. Door het eerste moet de leerling het nieuwe begrip begrijpen, doordenken en memoriseren. Wat al begepen is moet met de hand uitgedrukt, dus geschreven worden. Een begrepen en geschreven begrip kan ook mondeling uitgedrukt worden. Comenius raadt aan dat de drie stappen altijd in deze volgordeorde gezet worden, en niet met elkaar worden verward. Begrijpen is makkelijker omdat de leerling ervoor ‘alleen’ zijn intellect nodig heeft. Met de hand nadoen is iets moeilijker: naast theoretische kennis krijgt de praktijk hier ook een rol, maar schrijven is makkelijker dan praten, omdat er tijd is voor nadenken. Om spontaan te kunnen praten heeft men veel oefening nodig, vindt Comenius. Medgyes maakt zijn lezers attent op het feit dat de meeste communicatieve oefeningen een speels element hebben en competitie onder de leerlingen van een klas voor grotere motivatie kan zorgen. Bijna hetzelfde treffen we bij Comenius aan in zijn handleiding voor zijn Latijnse boeken. Actief leren, de leerlingen involveren zijn belangrijke punten in beide beschrijvingen.
De meeste boeken over methodes en taalonderwijs vertellen ‘het verhaal’ van talen leren in een chronologische volgorde. Een van de weinig uitzonderingen is Kelly (1969), die de methodes thematisch opsomt. Hij komt tot de conclusie dat er in de laatste 2000 jaar weinig nieuws is uitgevonden, het is eerder de samenstelling van elementen die veranderd is. Maar het systeem van Comenius, dat onderwijs in drie periodes, van 6 tot 12 jaar, van 12 tot 18 en van 18 tot 24 verdeelde, en Latijn in de tweede periode wilde beginnen, nadat de leerlingen hun landstaal al goed beheersten (met behulp van hun intellect, hand en tong), heeft echt iets nieuws gegeven aan taalpedagogie. Latijn werd hiermee een echte tweede taal, en Comenius kan de grondlegger van tweedetaalpedagogie genoemd worden. Iemand die zich met taalpedagogie bezighoudt overbrugt de kloof tussen taal, taalkunde en actuele problemen van onderijs. Om dit te kunnen doen moet men taalkundige problemen goed doorzien en
| |
| |
terzelfdertijd ervaring hebben met onderwijs. Bovendien moet men bereid zijn om anderen te helpen met zijn deskundigheid. György Szépe (1998) schrijft dat deze kenmerken de persoon van Comenius uitstekend passen. Voor degenen, die met taalonderwijs bezig zijn, in het bijzonder in Centraal-Europa, is het voorbeeld van Comenius de mens, de docent en de wetenschapper van cruciaal belang.
| |
Bibliografie
Bárdos, J.: A nyelvtanítás története és a módszerfogalom tartalma. Veszprém, Veszprémi Egyetemi Kiadó 1997. |
Comenius Magyarországon. Comenius Sárospatakon írt műveiből. (szerk. Kovács Endre). Budapest, Tankönyvkiadó 1962. |
Hulstijn, J., Stumpel, R., Bossers, B., Van Veen, C.: Nederlands als tweede taal in de volwasseneducatie. Handboek voor docenten. Meulenhoff Educatief, 1996. |
Comenius and Hungary. (szerk. Éva Földes and István Mészáros) Budapest, Akadémiai Kiadó 1973. |
Kelly, L.G.: 25 centuries of language teaching. Rowley, Mass., Newbury House 1969. |
Kratochvíl, M.V.: Comenius élete. Budapest, Európa 1975. |
Medgyes, P.: A kommunikatív nyelvoktatás. Budapest, Eötvös József Könyvkiadó 1995. |
Orbis Sensualium Pictus (De zichtbare wereld in plaatjes). Sárospatak, 1653. |
Richards, J.C. and Rodgers, T.S.: Approaches and Methods in Language teaching. Cambridge, University Press 1986. |
Szépe, Gy.: Comenius as an applied linguist. In: Hendrich, J. and Procházka, M.: Comenius and the Significance of Languages and Literary Education. Praha, Karolinum, nakladatelství Univerzity Karlovy 1998. |
Voort, P.J. van der, Mol, H.: Basisdidactiek voor het onderwijs in de moderne vreemde talen. Wolters-Noordhoff Groningen, 1989. |
| |
| |
Pagina van inleiding uit Orbis Sensualium Pictus in drie talen: Latijn, Duits en Hongaars
|
|