Gy kund my niet vinden, ik zal u niet zoeken.
Wanneer zekere Bruid en Bruidegom de eerste Nacht met elkander na Bedde waren gegaan, zo wilde den Bruidegom de Trouw zyn volkomen beslag geeven, dat de Bruid in het geheel niet wilde accordeeren, hy die na weinig tegenstand tot zyn begeerten dagt te koomen vond het anders, want de Bruid bleef weigerig en sprong, schoon het in de Winter, by dat hevig koud waar, zo naakt zy waar het Bed uit; de Bruidegom die grille ziende, liet haar in de duisterheid en koude zitten en hy ging slaapen. Na zy nu lang genoeg vol verdriet gezeten had en verkleumd waar van de koude, zo riep zy: Ik wil wedden dat gy my niet vinden kunt. En ik antwoorde hy, wil wel wedden dat ik u niet zoeken zal.