Aardige vermaakelyke tyd-kortende vertellingen
(ca. 1750)–Anoniem Aardige vermaakelyke tyd-kortende vertellingen– Auteursrechtvrij
[pagina 153]
| |
woonende in een krot van een Kelder, na welke Kelder Huisraad en Bed mede gestoffeerd waar. Zyn Vrouwe die zulks kwam te verneemen, besloot van de waarheid bevindelyke overtuiginge te zoeken, derhalve ging zy op een avond als haar gezegt wierd dat hy 'er ingegaan waar, als een Bedelares op de Drempel naast de Kelder-Trap zitten, en bad hem om een Aalmoes doen hy daar uitkwam, die hy haar ook gaf; waarop zy na hy weg gegaan waar, in de Kelder ging om een Biete of twee te koopen, en keek het Boeltje aandachtig rond, en vond het zeer zober, waarop zy heen gaande de andre morgen als haar Man uit was, een Sleeper met Sleede en Paard liet koomen, en gaf die een Bed, Kussens en Stoelen uit haar huishouding op de Sleede, en zeide: gy moet dit goed brengen by een Groenvrouw, daar woonagtig, en zeggen dat dit haar prezend gedaan word, zonder te noemen van wie. De Sleeper die op gedane belofte met het goed weg reed, kwam aan de Kelder en zeide: hier heb ik eenig goed voor u, waar op de Groenvrouw zeide dat moet ik niet hebbe. Ja antwoorde de Sleeper gy moet wel, het word u prezend gezonden. Zy die haar ten uiterste verwonderde, nam het in dank aan, gebruikte het als haar eige, denkende myn Heer zal my dit zenden. Maar myn Heer eindelyk eens wederkomende, wierd voor hy het eens zag (dat | |
[pagina 154]
| |
dit alles zyn eigen waar) door de Vrouwe om de hals gevat, en met duizend kussen en dankbetuigingen voor het gezondene bedankt, hy die zeide niets gezonden te hebben, was egter over de verandering verwondert en bekeek de Stoelen, die hy bevond dat uit zyn Huis moesten gekoomen zyn, het Bed kende hy ook voor zyn eigen, waarop hy dus uitvoer: hoe zyt gy aan dit goed gekoomen? het is my prezend gedaan antwoorde de Vrouwe. Wel van wie vraagde hy verder (met een knagend geweeten), dat is my onbekend antwoorde zy weder. Hy die zeer schielyk buiten haar verwachten weg gong, kwam t' huis, daar hy zeer weinig sprak. Waarop zyn Huisvrouw vraagde: Kind hoe zyt gy zoo stil, wat is u wedervaaren. Niets antwoorde hy, wel ik ben niet gewoon dat gy zoo stil zyt, daar is zekerlyk iets dat u ontrust vervolgde zy. Waarop hy de Knegt uit de Kaamer liet gaan en zeide: Gy myne Ega, hebt my door stomme bewyzen overtuigd van myne Zonden en ontrouwe jegens u, en dit maakt my verslagen. Door welke stomme bewyzen vraagde zy, door die Stoelen en het Bed aan die Groenvrouwe prezend gedaan. Wel Kind antwoorde zy, gy waard my te lief, dan dat ik zien zoude dat gy u op Stroo en Planken behielp, by iemand die gy iets mededeelde dat het waardigste van een Mensch is. Ik zal zeide hy: my wachten, indien gy met my | |
[pagina 155]
| |
in vriendschap en liefde gelieft te leven, nooid weder by haar te koomen; op de nakominge van die belofte antwoorde de Vrouwe, ben ik daar toe bereid, maar zo ik ontdekken dat gy u beloften wederom breekt, zo zal ik voor altyd een scheidinge maken, Neen zeide hy, en na haar om den hals gevat en gekust te hebben, verbonden zy zig op nieuw in getrouwheid, en leefde vergenoegt in liefde de overige tyd haares leevens. |
|