Een Biechtklappende Paap.
Zeker Boeren Jongen biechtende, beleed alle zyne Misdaden oprechtelyk, de Priester hem echter niet vertrouwende, vroeg hem scherpelyk of hy niets meer verborgen hield! met bedryging van geen abzolutie te zullen genieten indien hy niet al biegte wat hy wist, ja zeide de Jonge ik weet nog wel iets Heimelyks, maar durve het u niet zeggen, de Paap dagt dit zal iets geheims zyn, hield sterk aan het te moete weten, de Jonge door drygementen en het hard aanhouden van den Paap gedwongen zynde het te moeten zeggen, zeide ik en nog een Jongen weten een' Vogelnesjen, maar gy moet het niet zeggen, de Paap dagt dat zegt de Jongen uit schalkheid, wierd kwaad, en raasde met grote bestraffinge tegen hem, waarop de Jonge haastig zonder abzolutie vertrok. De naastkoomende Predikatie zeide de Paap tot bestraffinge aan de Gemeente, gy voed uwe Kinderen ongemanierd op, in plaats van haren Zonden te belyden spreken zy van Vogelen Nesjes, en spotten alzo met den Priester, de Jonge mede in die Vergadering zynde, riep hou, hou, dagt ik het niet wel dat de Schelm niet zwygen kon, liep heen en haalden het uit, kwam weder en zeide, hier heb ik het al, nu zult gy het niet verklappen.