De Boerin, liever wat aan den Duivel dan aan den Paap beloovende.
Eene Boerin, by haaren Pastoor ter Biegte gaande, en geen geld hebbende, beloofde hem eene schoone witte Hen': de Pastoor bedankte haar: de Boerin heen gegaan zynde, zond de Pastoor om de Hen', die de Meid gewillig gaf, de Boerin t' huis komende joeg de Hoenders in het hok, waar door zy de witte Hen miste, vragende aan de Meid waar die gebleven waar; welke zeide, Vrouw! ghy hebt ze den Pastoor belooft, en die heeft ze laaten haalen; boe! zeide zy, heeft hy 'er zo schielyk om gezonden, ik heb ze wel vyf hondert maal aan den Duivel gegeven, en die heeft 'er niet eens de moeite om willen doen; en nu ik ze hem eens geeve laat hy ze, terstond haalen. Ik beloof liever wat aan den Duivel dan aan den Paap.