Een Nieuw Lied, Gemaakt op het stoutertje.
Op de Wys: Een Kuiperje vol jaloerse pyn.
Daar is een Jongman hups en fyn,
Die de zaak wel kan regeeren,
Gaat by meyjes groot en klyn,
Maar het kan hem niet mankeeren,
Want de zaaken duuren wat lang,
Nu wort het stoutertje zoo bang,
Stoutertje, stoutertje vol verdriet,
Want hy is by zyn liefje niet.
Daar is voor u geen Advokaat,
Want of hy studeert om schyven,
Gelooft myn vry myn besten maat,
Dat gy wel gekrult zult blyven,
Want de zaaken zoo wel zyn,
Gelooft myn saagertje hups en fyn,
Sagertje, sagertje saagt zoo niet,
Brengt geen meisjes in het verdriet.
Als gy dan zoekt naar een matres,
| |
Of doet gy het om de schyven,
Loopt 'er by geen vyf of zes,
Want gy zult 'er nooit geen krygen,
Meenig die nu van u spreekt,
En met u de spot ook steekt,
Saagertje, saagertje het is te laat,
Want het is te wyd verpraat.
Daarom saagertje vol verdriet,
Wilt de zaak maar gaan verzette,
Want gy ziet zy wil u niet,
Want daar is een wewenaar,
Die loop zy tog altoos naar,
Saagertje, Saagertje, hebt gedult,
Want gy zyt dog zoo gekrult.
Dogt ook twee drie mans te krygen,
Maar nu moet zy agter blyven,
Nu moet zy weer spoedig en snel,
Naar het klooster op de zel,
Meisjes, meisjes ik raad het u niet,
Brengt geen Jonkmans in 't verdriet.
Daarom Jongmans wie gy zyt,
wilt 't jawoort zoo lang niet dragen,
want gy raakt ze tog eens kwyt,
In een ander schept zy behagen,
Die in de gront zyn Ambagt kan.
Saagertje, saagertje het is waar,
Maakt maar vast u schyven klaar.
| |
Die dit Liedje heeft gedigt,
Die was laast by honderd snaaken,
Maar ik nog niet en weet,
Hoe dat ik getrouwt zal raaken,
Het is gemaakt gelyk gy ziet,
Verders en raakt het u niet.
Saagertje, saagertje niet zoo lang,
Voor het trouwen ben ik bang.
|
|