| |
| |
| |
Theodor Holman en Tom Lanoye over 1984
| |
| |
1984: Grote Broer hield u in de gaten
Ik denk dat het zo is gegaan:
‘Ik heb weer een fantastisch idee’, zei Phil Muysson tegen zijn medewerkers, en híj vervolgde: ‘Weten jullie wat er na 1983 komt?’
Johan Diepstraten (‘Ik verdien vele snippen door te plakken en te knippen’) stak zijn vingertje op waaraan nog wat bisonkit kleefde.
‘Zeg het maar, Johan.’
‘Na 1983, komt 1984, mijnheer Muysson.’
‘Heel goed, Johan’, sprak Muysson en rood van opwinding (want híj dacht aan geld) zei hij: ‘Dus wat gaan wij doen? Wij gaan een nummer uitbrengen van Bzzletin, getiteld: 1984! Slim hè? Hoe kom ik erop? Ja, dat weet ik ook niet, dat is mijn genie. Maar het is een prachtig plan. We proppen dat nummer vol met stukken van en over Orwell. Of die stukken elkaar overlappen, doet er niet toe. Daar hebben we ons trouwens nooit druk over gemaakt. Iedereen wil toch wel dat nummer hebben, want wat is het volgend jaar?’
Johan Diepstraten ging nu heel netjes met zijn armen over elkaar zitten.
‘Zeg het maar, Johan.’
‘Volgens mij is het volgend jaar 1984, mijnheer Muysson.’
‘Heel goed. En ik weet uit betrouwbare bron - want ik heb niet alleen mijn relaties zitten bij WVC - dat alle media 1984 zullen uitroepen tot het Orwelljaar. Daar moeten wij een graantje van meepikken. Zonder er veel werk van te maken, natuurlijk. Jij wilde iets vragen, Johan?’
‘Mag ik weer plakken en knippen, mijnheer Muysson?’
Aldus verscheen in januari het blad Bzzletin met het themanummer: 1984. Er stonden enkele aardige stukken in, zoals: ‘Haalt Orwell 1984? en '1984, Orwell kreeg niet gelijk’ en ook: ‘1984. Orwell: gelijk krijgen is niet gelijk hebben’. Het aardigste stuk was echter ‘Geen toekomst in 1984’ van J.M.A. Biesheuvel. Nu eens geen mal verhaal vol dwaze wendingen, wanstaltige uitweidingen en absurde humor, maar een lijst van 1984 uitspraken van God (= Karel van het Reve).
Zes weken lang zou dit Bzzletin-nummer op de HP toptien staan. Langer kon niet, zoals u weet, in verband met de problemen bij de Haagse Post. (Daarover straks meer).
Aan duidelijkheid liet het nieuwe jaar niets te wensen over. Maar de maand januari blonk natuurlijk vooral uit door de zeven boeken over Wim Kan die verschenen, waardoor het totale aantal publikaties over deze cabaretier op zeventien kwam. (Waaronder twee boeken van Han Peekei, te weten: Kans beste en Wim Kan Cabaretier - en drie boeken van Henk van der Mejjden, namelijk: Wim en Corrie zoals ik ze kende, Het afscheid
| |
| |
van Wim en Corrie en Corrie over Wim), Opmerkelijk: bij de zeventien boeken was er niet één bij van Wim Ibo.
In januari verscheen er al een fragment van in Maatstaf, maar tot veler verrassing was het boek al in februari in de handel: Lodewijk van Deyssel - een biografie door Harry G.M. Prick, Deel 1. Dit eerste deel was precies 432 pagina's dik en eindigt na een zeer komische scène waarin Kareltje paardje rijdt op de rug van Schaapman. Er worden nog negentien delen verwacht.
Alom werd dit werk terecht geprezen. De nauwgezetheid van Prick, zijn gebeeldhouwd taalgebruik en de enorme hoeveelheid anecdotes waaruit hij putte, maakten dit eerste deel uiterst leesbaar. Kritiek bestond er op het notenapparaat; op zichzelf een genot om te lezen, maar soms leidde het de aandacht af van de geraffineerde zinsconstructies en dus van het betoog. Bijvoorbeeld: ‘Eveneens moeten714 op die rechterboekenplank715 van zijn vader716 de leren banden717 hebben gestaan van de werken van Thomas van Aquino718 waarin Kareltje later719 veel zou studeren720, al of niet onder de bezielende leiding van de kloosterling721 Louis van den Vrande M.S.C.722, die... etc. etc.’
Toch werden wij van het minderwaardigheidscomplex verlost dat er in Nederland geen leesbare biografie geschreven kan worden.
Februari - rellenmaand!
Precies op woensdag de eerste stond er op de voorpagina van Het Parool een klein berichtje: ‘Wegens een poging tot oplichting is de 44-jarige schrijver Theo K. gearresteerd.’
Op zaterdag 4 februari onthulde het Amsterdamse literaire studentenblad Propria Cures bij monde van ‘celgenoot C 3.4.’ in het artikel ‘Wie eens steelt blijft altijd een dief’ wat Theo Kars precies had gedaan.
Op nogal kinderachtige en amateuristische wijze had de blonde-bonbonverkoopstertjes-verleider enkele nieuwe betaalkaarten vervalst. (Gefotokopieerd en daarna met de hand ingekleurd). Toen hij op het Centraal Station tweehonderd gulden wilde innen, werd hij ingerekend. (‘Ik had geld nodig. Veel geld!’) Een merkwaardig neveneffect van deze arrestatie, waar we - om het pijnlijke karakter ervan te ontlopen - maar niet dieper op in zullen gaan, was dat Kars' oude vriend, de auteur Boudewijn van Houten werd ‘herontdekt’. In de NRC schreef Tim Krabbé, die nu eenmaal een voorliefde heeft voor misdadige auteurs, een stuk over hem en toen Van Houten daarna met een boek op de markt kwam (Fout) ontving hij unaniem een gunstige pers.
Jammer voor Van Houten was dat zijn hoofd niet het omslag zou sieren van de Haagse Post van 18 februari, zoals oorspronkelijk de bedoeling was. (De foto was al gemaakt). Dit nummer verscheen niet.
| |
| |
De hele Haagse Post verscheen trouwens niet meer. Een intern conflict was ‘naar buiten toe geëxplodeerd’ zoals de in het ziekenhuis verblijvende Ron Kaal het uitdrukte.
Wat was er gebeurd?
Steeds meer lezers zegden hun abonnement op vanwege de artikelen van Jaap Goedegebuure. Waren deze stukken schokkend? Of te scherp?
Dat weet niemand, want niemand las hem.
Andere lezers zegden ook hun abonnement op vanwege de artikelen van... Ja, van wie eigenlijk?
Dat wist ook niemand, want niemand las de HP meer.
Lezersonderzoeken brachten aan het licht dat alleen de stukken van Hofland, John Jansen van Galen en Hans Ree werden geconsumeerd. De rest sloeg men over. Redacteuren en medewerkers begonnen daarop Ron Kaal verwijten te maken. Hij zou het blad de ‘Hiltermann-achtige saaiheid’ hebben teruggegeven. Primeurs had men niet meer. Interviews met snel opkomende persoonlijkheden of lieden die door de actualiteit ‘in the picture’ kwamen, werden niet meer ‘gecovered’, of de Haagse Post maakte ze in zesde instantie als Vrij Nederland, De Tijd, De Groene, Hervormd Nederland of Elsevier deze mensen al kritisch onder de loep hadden genomen. Op zijn beurt verweet Kaal de redacteuren ‘luiheid’. ‘Jullie zitten liever bij Brandon dan achter je tikmachine!’ Hetgeen voor iedereen zichtbaar waar was.
Het conflict kreeg een Elsevieriaanse allure en ook nu weer konden we de strijd op de HP-burelen volgen door de smakelijke pen van Martin van Amerongen in Vrij Nederland, Ton van Dijk, de geïncarneerde Canard van Nederland (‘Voor al uw geintjes, bel Ton, hij trapt er altijd in’), bleek Martins informant en degeen die alles naar buiten bracht.
De ruzie liep zo hoog op dat Kaal door enkele redacteuren het ziekenhuis werd ingeslagen. (‘Bril door oog’). Pogingen om, eerst Hofland, daarna John Jansen van Galen en ten slotte Emma Brunt, waarnemend hoofdredacteur te maken, mislukten.
De uitgever van de Haagse Post, de Weekbladpers, kon maar één dramatisch besluit nemen: de Haagse Post opheffen.
Getuige de persreacties vond niemand dat echt erg.
Terug naar de literatuur.
Nogal onopvallend en onverwacht kwam uitgeverij Loeb met een boek van Aad Nuis: De opkomst en ondergang van D'66. Door wie liet de NRC dit boek recenseren?
Precies! W.F. Hermans! ‘De klompendans van fnuiter Nuis’ - twee volle pagina's polemiek van hoog niveau, al was niet iedereen het daarmee eens.
Carel Peeters in VN: ‘Hermans is walgelijk!’
Tom van Deel in Trouw: ‘Schelden om onkunde te verbergen’.
Renate Rubinstein in VN: ‘Wim heeft nooit gelijk!’
| |
| |
Als grote tegenstanders van W.F. Hermans ontpopten zich echter Graa Boomsma, Willem Kuipers en August Hans den Boef van De Volkskrant.
In de maand maart (dit driemanschap ondertekent dan al enige tijd gezamenlijk alle artikelen die over literatuur gaan) kwamen zij met een pagina groot stuk tegen Hermans dat de naam ‘Polemiek?’ droeg en waarin de lezers ‘die niet houden van deze vulgaire, schofterige, want ronduit fascistische schrijver’ wordt aangeraden de boeken van Hermans in de open haard te gooien.
Door middel van een advertentie in De Volkskrant verklaarden enkele schrijvers (o.a. Marga Minco, Gerrit Komrij, Henk Spaan, Kees van Kooten en Remco Campert) dat deze actie van Boomsma, Kuipers en Den Boef verdacht veel leek op de boekverbrandingsactie van 10 mei 1933.
Lex Runderkamp informeerde voor Vrij Nederland naar de reactie van het driemanschap op de advertentie.
Willem Kuipers: ‘Het is natuurlijk onzin om ons te beschimpen als boekverbranders, want wjj zijn links. Deze passage was trouwens komisch bedoeld. Het was een parodie op het gescheld van de racist Hermans. Om de lezers te laten zien hoe makkelijk dit gescheld is. Als je het stuk goed leest, zal je merken dat er wel meer stijlparodieën van Hermans in zitten.’
Lex Runderkamp: ‘Wat heeft u zelf met de boeken van Hermans gedaan?’
Kuipers: ‘In de haard gegooid, natuurlijk. Dit soort schrijvers wil ik niet meer in de boekenkast hebben.’ (VN, 24-3-’84).
Omdat gereformeerde boekhandelaren bezwaar maakten tegen het aanvankelijke boekenweekgeschenk De Ortolaan van Maarten 't Hart, ontving u bij aankoop van vijftig gulden aan boeken het boekenweekgeschenk Guust Flater in Holland, getekend door Franquin en met tekst van Peter van Straaten.
Maarten boos: ‘Als ik m'n geld maar krijg!’
Een enkele boekhandelaar (Anton De Goede van Athenaeum Boekhandel) schreef een boze ingezonden brief in Boekblad tegen deze ‘kinderachtige CPNB censuur’, maar de lezers waren zeer tevreden. Het was het leukste boekenweekgeschenk sinds 1933.
Heel Nederland werd opgeschrikt door de toch nog plotselinge dood van onze grote staatsman Willem Drees (30-3-'84). Zijn overlijden zal de media gedurende een maand beheersen. Het ene na het andere boek verscheen over hem. Het beste was wel van John Jansen van Galen die, nu hij weg was bij de HP, toch niets meer te doen had.
‘Nu Luns nog’, schreef hij bij zijn nieuwe werkgever De Tijd. Deze opmerking kostte toch nog vele abonnees.
| |
| |
Zoals u weet ging er dit jaar nóg een ‘groot staatsman’ heen: Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Bemhard. Ongetwijfeld hebt u allemaal de schema's in de kranten bestudeerd en net als ik hebt u wel honderd keer het animatiefilmpje op de televisie gezien en inderdaad: hoe is het mogelijk dat de prins zich als een spookrijder ging gedragen. Hij moet de lichten van de auto's die op hem afkwamen hebben gezien - soms zwaaide hij zelfs naar de hem passerende chauffeurs. En waarom ging hij slingeren? Er was - zo is naderhand vastgesteld - niets loos aan zijn stuurinrichting. En is het waar, zoals meer dan twintig bestuurders hebben bevestigd, dat hij het raampje had opengedraaid en luid zong? Dat hij ‘merkwaardige Duitse liederen’ ten gehore zou hebben gebracht, lijkt mij ostentatief onjuist, want met de vaart die onze prins had, was het ten ene male onmogelijk iets van een tekst te verstaan. Raadsels. Na alle publikaties over het ongeluk te hebben gelezen, ben ik het met Piet Grijs in Vrij Nederland eens dat het moord of zelfmoord moet zijn geweest. (Binnenkort zal Wim Klinkenberg een ‘echt’ boek over De dood van Bernhard het licht doen zien. Hij beweerde onlangs over geheime informatie te beschikken die één en ander zou bevestigen. Het hoeft geen betoog dat ook Willem Oltmans thans beweert uit uiterst betrouwbare bron inlichtingen te hebben ontvangen).
Wie van ‘felle polemiek’ houdt, kon gedurende de tweede helft van maart maar het beste in Vlaanderen wonen.
Uit een artikel van de dichter Bert Popelier in het blad De Zwijger bleek dat alle Vlaamse auteurs die in De Bezige Bij een uitgever hadden gevonden een nieuwe uitgever moesten zoeken. (Op Hugo Claus na, uiteraard).
‘We zijn er eruit getrapt!’ zei de furieuze Popelier.
‘Ze zijn eruit gegaan’, zei Dolf Hamming, de directeur van De Bij. Oud-directeur Geert Lubberhuizen bevestigde dat.
Nadat bleek dat het ‘vrijwillig verlaten’ van De Bij werd bejubeld door de Vlaamse intelligentia (Marc Reynebeau in Knack, Alstein in De Nieuwe en Tom Lanoye in De Zwijger dus) verklaarden de Vlaamse ex-Bij auteurs dat ze inderdaad waren opgestapt ‘om te werken aan onze nationale, dus Vlaamse literatuur’ (aldus Eddy van Vliet).
Gelukkig vonden onze Vlaamse vakbroeders onderdak bij Vlaamse uitgeverijen, zoals daar zjjn: Manteau, Kritak, Het Persje van Sint Truiden en De Erven W. Moens.
Het blijft overigens een merkwaardige zaak. Want waarom heeft De Bij deze auteurs laten gaan?
‘Het lijkt me het beste om dat allemaal maar te verzwijgen’, zei Dolf Hamming, ‘we gaan ons nu in alle rust voorbereiden op het feest van De Bij op 12 december.’ (40 jaar De Bezige Bij, ThH).
Het was in die lentemaanden trouwens angstwekkend stil in let- | |
| |
terlievend Nederland. Heeresma kwam wéér met zeven boeken tegelijk uit bij wéér een nieuwe uitgeverij, de nieuwe Oek de Jong bleek een gigantische tegenvaller en het zoveelste boek van Herman Pieter de Boer met tekeningen van Pat Andrea kreeg een voorpublikatie en dus daarna een gunstige pers in De Telegraaf.
In mei beten de kranten zich vast in Het Nieuwe Forum.
‘Wat is Het Nieuwe Forum?’ vroeg de NRC.
‘Om deze vraag te beantwoorden, moeten we ons eerst afvragen wat het NF wil’, vertelde HNF-redacteur Paul De Wispelaere trots. En hij vervolgde: ‘Het Nieuwe Forum is een nieuw literair tijdschrift voor Nederland en Vlaanderen met Nederlandse en Vlaamse redacteurs.’ Wie die Nederlandse redacteuren zouden zijn, onthulde De Wispelaere nog niet. Wel wilde hij kwijt dat het ‘grote namen’ betrof waar Nederland van zou ‘ophoren’ en dat het eerste nummer ‘op springen’ stond.
Het aardigste van het eerste nummer van Het Nieuwe Forum was dan ook inderdaad het colofon waar men bij het lijstje redacteuren de naam van W.F. Hermans aantrof. In dat eerste nummer vonden we ook een verhaal van hem, maar helaas kenden de lezers van de NRC dit al.
De andere Nederlandse schrijver die als redacteur optrad, was de snel naar beneden groeiende dwerg Boudewijn Büch. In zijn eerste bijdrage aan HNF legde hij de Vlaamse lezers geduldig uit dat hij van Goethe houdt, pedo- en bisexueel is, een kast vol boeken heeft en een gezond gebruik van cocaihe voorstaat.
Behalve De Wispelaere, Hermans en Büch waren ook Jef Geeraerts en H.-F. Jespers redacteur.
Over dat eerste nummer viel verder trouwens weinig te zeggen, want waar het blad voor stond en wat het nu precies wilde werd niet duidelijk. Wat betreft het uiterlijk leek het een beetje op De Revisor, maar verder houdt elke vergelijking met dat blad op. Gezien de vele Bezige Bij advertenties leek het er op dat deze uitgeverij in Het Nieuwe Forum een opvolger zag voor het vroegtijdig gestorven blad New Found Land.
Maar... al bij de samenstelling van het tweede nummer ontstonden er problemen. ‘Hermans woedend weg’ meldde De Morgen.
Jef Geeraerts: ‘Het ging om een inzending van Breyten Breytenbach. Hij had een “Vrijheidslied” gecomponeerd. De heer Hermans wilde dat gedicht er niet in hebben. Wij dachten dat dat was, omdat het een lofgedicht was op Steve Biko. Wij dachten dat Hermans - en ik denk dat nog steeds - dat gedicht niet plaatsen wilde omdat hij voor apartheid is. Maar Hermans zei dat hij het gewoon geen goed gedicht vond. Hij wees een paar plaatsen aan waar Breytenbach fouten had gemaakt in de Zuid-Afrikaanse grammatica plus enkele feitelijke onjuistheden. Die Hermans is echt een fascist.’
| |
| |
Boudewijn Büch: ‘Die Belgen wilden met alle geweld dat gedicht van Breytenbach erin hebben. Geeraerts zei tegen Wim: mijnheer Hermans, ik weet alles van Afrika en dit is echt een goed gedicht. Waarna Hermans het gedicht regel voor regel ging behandelen. Was Breytenbach daarbij geweest dan keerde hij vrijwillig terug naar het cachot.’
Kortom: Het Nieuwe Forum heeft één nummer bestaan.
Hoe Boudewijn Büch trouwens zijn redactionele verplichtingen had willen nakomen, blijft een raadsel, want eind mei vertrok hij naar Zuid-Afrika met de smoes: ‘Ik ga nu zelf eens kijken hoe het daar is.’ Merkwaardig genoeg had men minder moeite met zijn visite aan dat land dan destijds het geval was met W.F. Hermans. Alleen het driemanschap van De Volkskrant schreef er een artikeltje over waarvan, na veelvuldige herlezing en als men goed tussen de regels door las, de suggestie uit zou kunnen gaan dat het mogelijkerwijs was bedoeld als een poging die ergens waarschijnlijk de intentie gehad moet hebben om misschien hier en daar grappig te zijn. Of scherp. Daar kom je bij die jongens van De Volkskrant nooit achter. Zoals altijd wist Boudewijn zijn reis weer lucratief te maken. Nog maanden na zijn terugkeer kregen we alles te lezen over de vervelendste bibliotheken in Bloemfontijn en Kaapstad. En dat allemaal wel vjjf keer achter elkaar, want behalve dat Boudewijn reportages maakte voor Veronica, de KRO en de VPRO (die overigens alle drie zijn reis gesponsord hebben) kregen we alle, toch al uitgesponnen, details nog eens een keer voorgeschoteld in Het Parool, Folia, Mare, NRC, Vrij Nederland, VPRO-gids, Humo, Maatstaf, De Tijd, De Tweede Ronde en Bzzletin. Over zijn reis naar Zuid-Afrika schijnt Boudewijn ook nog een boek te hebben geschreven waarvoor hij de contracten al binnen heeft, maar waarvan het nog maar de vraag is of het ooit uitkomt, zo hoorde ik van één van zijn uitgevers.
In mei '84 verliet Jan Blokker De Volkskrant als adjunct. Als columnist zou hij blijven mee werken. Was men tevreden over zijn beleid? Ja hoor. Was hijzelf tevreden? Hij zei daarover in zijn krant: ‘Ja en nee. Soms haalde ik mensen binnen met een schitterend talent, maar ik had het gevoel dat de redactie niet zag of niet wilde zien dat dat grote talenten waren. Ik herinner me dat ik, niet eens zo heel lang geleden, een begaafd columnist op advies van de redactie moest ontslaan. De redactie gaf toen de voorkeur aan onze columnist Laurens ten Cate. Achteraf heb ik daar spijt van, want dat was geen goede beslissing. Daar lig ik nog wel eens wakker van’.
De grote vraag in die maanden was: wie volgt Blokker op als adjunct. Twee namen werden voortdurend genoemd: Henk Huurdeman en Peter Brusse.
Aanvankelijk was men zeer geporteerd van de oude Huurde- | |
| |
man, maar binnenskamers bleek men toch niet zo onder de indruk ván zijn activiteiten als chef-kunst. Hij had ten slotte de stilistische gesels Graa Boomsma, August Hans den Boef en die andere ex-Waarheid-recensenten binnengehaald.
Het nadeel van Peter Brusse vond men (behalve dat ie eigenwijs was) dat hij wel erg lange tijd in Engeland had gezeten. Wist hij nog wel wat er in de Nederlandse samenleving aan de hand was? Maar dit nadeel legde men al snel als een voordeel uit. Op het gebied van de journalistiek had hij namelijk in Fleet-street enkele vernieuwende ideeën opgedaan; hij wilde meer subjectiviteit in de krant. The Guardian moest daarbij als voorbeeld dienen.
Na lang vergaderen koos men ten slotte voor Brusse en iedereen vond het van echt Engelse humor getuigen toen hij zijn maiden-speech in de krant eindigde met de woorden: ‘Dit was Peter Brusse in De Volkskrant.’
Voor zover ze er niet tussen kwamen te liggen, wilden de Nederlandse auteurs zich vooral waarmaken op de planken.
Na Komrij's Chemisch huwelijk en Willem Jan Ottens Een Sneeuw meenden ook de letterknechten van minder kaliber dat zij eeuwige roem konden vergaren als anderen hun teksten eens zouden opzeggen.
Het begon met Brouwers' Zonder Onderschriften. Bejubeld door de recensenten, maar die nam niemand al meer serieus, en weggehoond door het publiek. Men riep weer om een Actie Tomaat. Studenten smokkelden rotte eieren mee de zaal in en niet zelden eindigde een première in een pan waarin de acteurs als uitgezakte augurken in een Waldorff-salade lagen te kreperen.
De Nederlandse auteur schrijft dialogen zoals een Nederlandse acteur acteert: enige subtiliteit is hem vreemd.
Het lijkt ons voor toneelminnend Nederland het beste om onze schrijvers flink wat vertaalopdrachten te geven, want er moet nog veel worden geoefend.
In '84 kreeg de ganzeveder een vroljjker kleurtje.
Wat werd er trouwens weer veel gedicht!
Het werd dit jaar duidelijk dat er drie scholen zijn die steeds verder uit elkaar drijven. Had je in de jaren zeventig nog de sonnettenbakkers en rijmloze zeurders, thans kreeg het Nonsensvers eindelijk zijn plaats.
Aan de wieg van het nonsensvers hebben verschillende vaders gestaan - het is dan ook vaak een misgeboorte van de poëzie. Kees Stip, Drs. P, Battus, Vic van de Rejjt en in iets mindere mate Komrij zorgden ervoor dat de horrelvoeten en bochels van onze grammatica recht van bestaan kregen in onze literaire samenleving.
Maar oh... wat kan nonsens vervelend zijn! Vooral als ‘serieuze dichters’ zich ermee bemoeien. Wat een flauwiteiten en wat
| |
| |
een onbenulligheden hebben we dit jaar niet moeten lezen van een Wiel Kusters; een Peter Nijmeijer, een Hans Faverey, of een weet ik veel hoe ze heten. Of was dat soms niet als nonsens bedoeld?
Dan was het helemaal verschrikkelijk.
Ik weiger ze te citeren!
In de regenachtige maand juni kondigde Komrij voor de vijfde keer aan dat hij Nederland ging verlaten om zich in Portugal te vestigen.
Uitgeverij Bébert maakte een boekje van zijn ‘Lijkrede’ waarin vermoedelijk tegen Nederland tekeer wordt gegaan. Aangezien dit bibliofiel bedoelde boek alleen een bibliofiele prijs had (ƒ 450,-), kan ik u helaas niet vertellen wat er precies in stond, maar als mijn informaties juist zijn - en die zijn meestal juist - dan kwam de tekst van dit boek overeen met de columns van 6 juni '84 en 20 juni '84 die Komrij in de NRC schreef.
Het is trouwens een rage aan het worden, die kleine dure boekjes. Zagen we eerst dat Campert met Malsen en in 1983 Komrij met Malsen zo'n klein boekje maakten, in 1984 was het Maarten 't Hart (die er dit jaar met De Ortolaan duidelijk van getuigde over zijn hoogtepunt heen te zijn) die zich aan Malsen verbond en zo'n salondrukwerkje afleverde.
Nee, dan was de ‘roman’ van Marga Minco mij toch liever. (Schuilen - 32 pagina's, prijs: ƒ 15,- Uitg. Bert Bakker).
In die zomermaanden verscheen gelukkig ook de langverwachte nieuwe novelle van Gerard Reve (Zeven jongens in een tent). Het is een verhaal dat zich af speelt in de periode dat Reve nog op de Oudezijds Voorburgwal woonde en waarschijnhjk is het eerste deel van dit verhaal al geschreven in 1963 of daaromtrent, want de stijl doet erg denken aan Op weg naar het einde. De meester is met dit boek weer helemaal terug en de blamage van Wolf is daarmee volkomen uitgewist.
Ontroerend was ook dat enkele vergeten schrijvers in 1984 terugkeerden in de belangstelling. Behalve de al eerder genoemde Boudewijn van Houten bleek eveneens het onderschatte, maar zeer grote talent Robert Loesberg nog te bestaan. Zijn boek Vanuit Endegeest is een schitterende roman over iemand wiens haat naar binnen is geslagen. Het driemanschap van De Volkskrant, Graa, Willem en August Hans bespeurden uiteraard enkele fascistische tendenzen in deze roman en verweten uitgever Theo Sontrop de nieuwe Goebbels in huis te hebben gehaald, maar gelukkig luisterde niemand naar hen.
Toch wisten de drie heren van De Volkskrant dit jaar nog één keer een aardige recensie te schrijven. Dat was toen het prachtige boek Hijdraken van A. Moonen verscheen. De drie van de Wibautstraat schreven: ‘Walgelijke, smerige, vieze pies- en poep- | |
| |
praatjes van een gefrustreerde, sexueel ontregelde engerd!’
Welke schrijver wil er niet zo'n recensie?
Gedurende de zomermaanden maakt men ook altijd bekend wie er dit keer weer onterecht een prijs hebben gekregen. De......prijs ging dit jaar naar schrijver......, wat ons niet verwonderde toen wij lazen dat......, ......
en....... in de jury zaten. Per slot van rekening zat....... in de jury van de.....prijs die zoals u weet werd uitgereikt aan........ Tja, zo werkt dat.
Wat ik me echter afvraag is, wie varen er nu wel bij deze prijzen? De auteur? Ik ben het helemaal met Lucebert eens die in 1983 zei dat het schamele financiële offer dat de staat brengt aan een laureaat nauwelijks gezien kan worden als een blijk van waardering.
De enige die volgens mij een behoorlijk geldelijk gewin uit de prijzen kan sleuren, is de stichting Bzztôh. Van de bekendste prijswinnaars knippen en plakken haar medewerkers snel een themanummer voor het blad Bzzletin in elkaar, gevolgd door een ‘Interviewboek’ dat verre van compleet is en de wetenschappelijke waarde heeft van een klodder snot in de oceaan.
Zo ontvingen wij dit jaar Over Lucebert (Interviews), Over Vasalis (Alle interviews plus daarachter nog eens haar gehele oeuvre - toch nog een dun boekje) en Over Annie M.G. Schmidt (Interviews); allemaal gemaakt op een achternamiddag in het Letterkundig Museum dat - ik geef het ze maar even als tip door - in het vervolg beter zijn knipselmappen zelf rechtstreeks naar de drukker kan brengen.
De zomer van 1984 werd echt het heetst toen Piet Grijs' pamflet De auto van opa Benno verscheen en twee dagen later op last van de officier van Justitie weer uit de boekwinkels werd verwijderd: Majesteitsschennis.
Helder staat mij nog de demonstratie voor ogen van alle éénenvijftig schrijvers die Nederland rijk is nadat bekend was gemaakt dat Hugo Brandt Corstius en uitgever Rob van Gennep waren gearresteerd. Ik zie ons nog lopen op de Dam. Na die korte wandeling vond er een literair Forum in De Balie plaats over deze Brandende Kwestie onder leiding van Harry Mulisch die juist weer teruggekeerd was uit het ziekenhuis. Tot een echt felle discussie kwam het niet omdat iedereen het met elkaar eens was. Mulisch kwam aan het eind van de avond op het idee om de minister-president een telegram te sturen, welk plan met grote instemming werd ontvangen. Maar hoe moest precies de tekst luiden en wie moest dat telegram ondertekenen?
Hebt u ooit wel eens een zaal vol zich schrijvers noemende personen hardop horen nadenken over een tekst van ongeveer drie regels? Ik wel. Wat een bende! Mulisch haakte trouwens als eerste af omdat hij weer last van zijn maag kreeg. Hoe de uiteindelijke tekst eruit kwam te zien is tot op de dag van vandaag on- | |
| |
bekend en of er sowieso een telegram is verstuurd weet alleen de minister-president. Het aardigste van die avond vond plaats op de gang. Daar verkocht een zeer louche uitgever, compleet met baard, donkere zonnebril en leren jas, een pirateneditie van De auto van opa Benno voor maar twee gulden. Alle exemplaren waren binnen een half uur uitverkocht.
Na zijn vrijlating liet Rob van Gennep weten dat hij niets zou ondernemen tegen de onbekende piratenuitgever, ‘maar als ik Theo en Kees in levende lijve tegenkom, gooi ik ze eigenhandig de gracht in.’
Grijs en Van Gennep werden overigens ontslagen van rechtsvervolging en het boek mocht weer verschijnen. In zijn dagelijkse Stoker-column - die dus in de maand augustus drie dagen lang uit ‘Celbrieven’ bestond - opende Brandt Corstius daarna het offensief tegen onze minister van Justitie Korthals Altes. Dit leidde tot kamervragen en het heeft er, zoals u zich wellicht nog herinnert, even naar uit gezien dat de minister zou opstappen.
Zjjne Koninklijke Hoogheid Prins Claus liet zich op een intieme receptie - de eerste waar hij sinds lange tijd weer acte de presence gaf - nogal emotioneel uit tegenover de enige verslaggever die daar aanwezig was (De heer Lepeltak): ‘Het is een vuile gemene schoft die dat boekje over mijn schoonvader gemaakt heeft. Ik word daar zeer droevig van.’ Ter heling van zijn depressie vertrok Claus dan ook de andere dag naar zijn vrienden in Duitsland om daar op advies van professor Nijdam paard te rijden en te golfen.
Als de scholen weer zijn begonnen en de Tweede Kamer terug is van het zomerreces begint het in de krantenwereld te rommelen. Op 18 september konden wij in Het Parool lezen dat Wouter Gortzak zijn functie als hoofdredacteur neerlegde. ‘De weerzin tegen mijn beleid is inmiddels zo groot geworden dat ik het niet langer verantwoord vind om aan te blijven.’ Een dag na deze bekendmaking kregen 32 journalisten van het Amsterdamse avondblad tot hun grote verrassing een ontslagbrief in de bus. Even dreigde er toen nog een staking, maar nadat één of ander onderzoeksbureau had becijferd dat het totale aantal abonnees dan zou terugvallen naar 60.000 zag men er ‘in het belang van de toekomst van het blad’ vanaf.
De coupe tegen Gortzak bleek grondig voorbereid want nog geen 48 uur na diens aftreden werd hij al opgevolgd door Harry van Wijnen. Een week nadien liet de oudhoofdredacteur Sandberg zich in een vraaggesprekje met Vrij Nederland ontvallen dat hij dit zo'n misselijke streek vond dat hij nimmer meer zal publiceren in ‘zijn’ krant.
Op zondag 7 oktober viel plotseling de linkse zondagskrant Zondagsvisie op de deurmat. Geen onaardig blad. Pretentieus opgezet. Kosten noch moeite leken gespaard. We lazen doorwrochte artikelen van Martin van Amerongen, Igor Cornelissen,
| |
| |
John Jansen van Galen, Ton van Dijk, Ageeth Scherphuis, Hanneke Groenteman, Vic van de Reijt, Jaap Boerdam, Ischa Meijer, Harry Mulisch, K. Schippers, Henk Spaan, Mensje van Keulen, Martin Ros, Karel van het Reve, Boudewijn Büch, Gerrit Komrij, André Spoor en vele anderen. De verwachtingen zijn hoog gespannen. Het blad stelt zich ten doel een ‘goed geinformeerd links georiënteerd, verstrooiend nieuwsbulletin te zijn. Een echte hoofdredacteur is er niet, maar wel een hoofdredactie, bestaande uit H.J.A. Hofland, Daan Dijksman en Tom Rooduijn. Tot de kernredactie - wat dat ook moge zijn - horen Nico Scheepmaker, Ageeth Scherphuis en Henk van Hoorn. Uitgever is De Weekbladpers en naar een Belgische co-uitgever wordt tot op de dag van vandaag nog gezocht.
De vragen die meteen rezen, waren: Is dit blad niet een concurrent voor Vrij Nederland en de andere opiniebladen? ‘Nee’, zei de uitgever, ‘want na verloop van tijd zal Zondagsvisie meer naar de vorm van een krant toegaan, waardoor de opinie wat meer naar de achtergrond verschuift.’ We dienen het blad te zien ‘als een geactualiseerd NRC-Zaterdagsbijvoegsel.’ Het zal dus een concurrent worden voor de dagbladen. De andere vraag was: ‘Is dit blad een aanzet tot een nieuw links dagblad?’ Hierop antwoordde Theo Bouwman: ‘Die mogelijkheid bekijken we over vijfjaar.’ Een diepgaande analyse van de tot nu toe verschenen nummers lijkt mij hier niet op zijn plaats. In het algemeen kunnen we zeggen dat het blad na een schitterende start enigszins inzakte, maar het heeft nog niet het vertrouwen beschaamd dat het kan uitgroeien tot iets moois. Het nieuwsgedeelte is vaak vervelend, de verstrooiende columns daarentegen waren soms heel amusant.
Zondagsvisie hielp ons op weg de wintermaanden te aanvaarden. Op ‘Vers voor de Pers’, de beurs waar de uitgeverijen hun najaarsaanbiedingen verklappen, zagen we dat het komende seizoen weinig interessants te bieden heeft. Of u moet verlangen naar de nieuwe Elly de Waard, de nieuwe Oscar de Wit of het boek Over Orwell door Johan Diepstraten dat pas zal verschijnen in januari '85 wat naar mijn mening beschouwd kan worden als een blunder.
In 1984 vond er nog één gedenkwaardige gebeurtenis plaats. En wel op vrijdagavond 14 december. De Bezige Bij vierde toen haar veertig-jarig bestaan met een groot feest in de Stadsschouwburg. (De eigenlijke verjaardag van De Bij was overigens 12 december).
Het feest begon heel keurig om tien uur 's avonds. Eén voor één druppelden de Bij-auteurs binnen. Om half elf verzorgden Koot en Bie een ‘verjaardagsprogramma’ waarin vooral Koot schitterde met zijn imitatie van Wim Kan en Wim de Bie als Corry. Na de wat lange toespraak van Dolf Hamming startte het ei- | |
| |
genlijke feest. Zo rond half één werden de eerste bezoekers verwijderd. (Enkele Rotterdamse vrienden van Jules Deelder die openlijk zaten te spuiten). Om één uur werden er grote dozen geopend waarin boeken zaten. Men herkende meteen het boek Veertig van Kees van Kooten, maar als men goed keek, zag men dat daaronder nog de tekst jaar De Bezige Bij gedrukt stond. Het betrof, zo werd snel duidelijk, een feesteditie; een boekje waarin bijdragen stonden van bijna alle Bij-auteurs.
Toen was het feest nog leuk.
Op een gegeven moment ontdekte de schrijver A. Moonen dat hij niet in het geschenk vertegenwoordigd was en úitte zijn teleurstelling daarover nogal luidruchtig. De in Bordeaux-rood gestoken Baghwandiscipel Simon Vinkenoog leek door Moonen aangestoken en raakte in een soort trance. Schreeuwen, dansen - u weet wel. Op dat moment bleek de zaal vergeven van de Baghwans - en allemaal schreeuwen en dansen. De stemming raakte verhit en enkele dames met zo'n houten ketting om, begonnen Moonen, die grof aan het beledigen was geslagen, te meppen, te schoppen en te slaan - want die Baghwanners zijn alles behalve vredelievend. Dat pikte de bijna bejaarde, maar nog altijd beresterke Texelse strandjutter Jan Wolkers niet; hij pakte enkele dames bij kop en kont - of ketting - en sodemieterde ze de trappen van de Stadsschouwburg af. Daarna werd de boel onoverzichtelijk, maar het feest echt gezellig! Enkele manschappen van de politie drongen binnen en probeerden de vechtenden te scheiden. Ze liepen behoorlijk klappen op.
Ondertussen hadden de wat bezadigder auteurs zich een weg naar buiten gebaand en wachtten daar af wat er zou gebeuren. Door een toevallige samenloop van omstandigheden stonden Willem Frederik Hermans en Adriaan Morriën naast elkaar. Omdat iedereen lette op wie er nu weer gewond naar buiten zou worden gedragen, keek niemand naar deze twee schrijvers. Later vertelden omstanders dat Morriën begonnen was. Hjj zou iets onvriendelijks hebben gezegd over de politieke voorkeuren van Willem Frederik. Deze zou daarna een tamelijk vermakeljjk exposé hebben gegeven van het schrijverschap van Adriaan, waarbij diens opvoedkundige prestaties wat betreft Adriaans dochters niet onvermeld bleven. De woorden ‘kwartjeshoer’, ‘pooier’, ‘mislukte necrofiel’ en ‘bejaarde hoerenloper’ werden duidelijk gehoord. Dat verwerkte Morriën niet meer. Met alle kracht die hij nog bezat, haalde hij uit en gaf Willem Frederik precies een klap op zijn kaak. (Later zou blijken dat Morriën zo hard geslagen had dat hij daarbij zijn hand brak). Omstanders trachtten daarna de vechtenden te scheiden, maar het was de politie die daadwerkelijk kon ingrijpen en beide schrijvers inrekende. De aangeslagen en aangeschoten Geert Lubberhuizen stelde daarna alles in het werk om het feest te beëindigen, maar zonder succes.
Pas om vier uur, toen dertig agenten de boel in de Schouwburg onder controle hielden en twintig collega's de mensen bui- | |
| |
ten het theater wisten te kalmeren, vond het feest een einde.
Jammer. Vooral van al die ‘feestedities’.
Zaterdagochtend konden toevallige voorbijgangers nog honderden van deze boeken vinden: volkomen nat geregend en verspreid over het hele Leidseplein. Aan sommige exemplaren kleefde nog bloed.
Aan het eind van het jaar hadden de kunstredacties nog heel wat werk met het afbellen van allerlei in het oog springende persoonlijkheden. De vraag luidde steeds: ‘Wat vond u de beste boeken van 1984?’
Vrij Nederland had de meeste persoonlijkheden kunnen strikken. (26: van Bertus Aafjes tot Jelle Zijlstra). Omdat VN voor wat betreft de letter H de voorkeur had gegeven aan H.J.A. Hofland, heeft u mijn mening moeten missen, maar dat maak ik straks wel goed.
Opvallend was in de enquête van VN dat Aad Nuis het boek van Renate Rubinstein (Voor mij geen breiwerk) het beste vond en dat de voorkeur van Rubinstein de lijvige analyse van Nuis betrof (De opkomst en ondergang van D '66). Vreemd hè?
Gezien de wederzijdse lovende recensies verbaasde het mij minder dat Doeschka Meijsing de essaybundel van Carel Peeters (Barbertje hangt) ‘mateloos bewonderde’ en dat omgekeerd Carel Peeters ‘de schitterend geschreven, prachtig gecomponeerde, ontroerende roman Het tweede leven van Thomas van Doeschka Meijsing echt het allermooist vond’.
Voor de smaak van Doeschka Meijsing moet worden gevreesd. Overigens vond KV-recensent Frans de Rover dat boek van Meijsing ook al zo mooi. Zouden die twee elkaar kennen? Ik moet toch eens in de nieuwe Almanak opzoeken waar die twee wonen.
Maar wat waren nu de beste boeken van het afgelopen jaar? Mijn lijstje ziet er zo uit:
1. | De auto van opa Benno. Piet Grijs (Van Gennep). Ik doel hier wel op de tweede ‘vermeerderde’ druk. |
2. | Hijdraken. A. Moonen (De Bezige Bij). |
3. | Vanuit Endegeest. Robert Loesberg (De Arbeiderspers). |
4. | Zeven jongens in een tent. Gerard Reve (Veen). |
5. | Hangt m'n kruis eigenlijk wel laag genoeg? Jan Blokker (De Harmonie). |
6. | De rare bril. Izaak Loosje (Joost Nijssen). |
7. | Eva. J.M.A. Biesheuvel (Meulenhoff). |
8. | Een pondje minder mag ook. Hans Vervoort (De Arbeiderspers). |
9. | Heeft u ook kanker? Bob Polak (Ziekte en Dood). |
10. | Uit bescheidenheid verzwijg ik titel en auteur (C.J. Aarts). |
Op 31 december werd het jaar uitgeluid door Seth Gaaikema
| |
| |
(Nederland 1, 21.15 uur) en Freek de Jonge (Nederland 2, 21.45 uur).
Wie na een half uur Seth eindelijk eens lachen wilde, schakelde over naar Freek. Diens oudejaarsshow zal ik nooit meer vergeten! Hij kwam het toneel op met een kleine draagbare TV waarop het optreden van Gaaikema doorging. Freek bereikte toen het absolute hoogtepunt in zijn carrière, terwijl hij niets anders deed dan commentaar leveren op de teksten van Seth.
Wat was dat briljant!
Even moest Freek alle zeilen bijzetten toen Gaaikema - net als vorig jaar - een lange monoloog hield waarin Wim Kan weer eens werd herdacht. (‘Wat Kan allemaal kon’).
Maar hoe ontroerend was het niet toen Seth en Freek, de één in Almere en de ander in Carré, samen het liedje van Kan zongen:
‘Waar gaan we in het nieuwe jaar naar toe?’
Theodor Holman
|
|