| |
| |
| |
[Overige prijzen in België]
Lode Baekelmansprijs
Prijs van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Ingesteld in 1940. Driejaarlijks toe te kennen aan een Belgisch schrijver, die het beste in het Nederlands geschreven letterkundig werk: roman, verzen, toneelspel, radiospel, essay enz. gewijd aan de zee, de zeeman, de zeevaart, de haven, het schippersbedrijf of wat hiermede enigszins verband houdt, heeft geschreven.
1940-1942 |
Karel Jonckheere voor Cargo |
1943-1945 |
Gaston Duribreux voor De laatste visschers en Storm op de kust |
1946-1948 |
niet toegekend |
1949-1951 |
O. Valcmar voor De Marina vaart |
1952-1954 |
Daniël Rosseels voor Windkracht 11 |
1955-1957 |
Libera B. Carlier voor Duel met de tanker |
1958-1906 |
niet toegekend |
1961-1963 |
Karel Van Isacker voor De Antwerpse dokwerker 1830-1940 |
1964-1966 |
Andries Poppe voor Als een grote dooie vis |
1967-1969 |
niet toegekend |
1970-1972 |
niet toegekend |
1973-1975 |
Fred Germonprez voor Haaien op de kust |
1976-1978 |
Werner Pauwels voor Ik beware al die vare |
| |
Dr. Karel Barbierprijs
Prijs van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Ingesteld in 1927. Tweejaarlijks toe te kennen aan een Belgisch schrijver, die de beste historische roman in het Nederlands geschreven en geput uit onze eigen geschiedenis, heeft gepubliceerd.
1927-1930 |
Paul Kenis voor Uit het dagboek van Lieven de Myttenaere |
1931-1932 |
niet toegekend |
1933-1934 |
Jef Crick voor De ridder van het slot van Laerne |
1935-1936 |
Arthur Broeckaert voor Jan Palfljn |
1937-1938 |
E. Rombauts voor Adriaan Poirters |
1939-1940 |
niet toegekend |
1941-1942 |
F.R. Boschvogel voor Willem van Loo |
1943-1944 |
niet toegekend |
1945-1946 |
Val. Stuyver voor De hinde van den Heer |
| |
| |
1947-1948 |
Emiel Van Hemeldonck voor De cleyne Keyser |
1949-1950 |
niet toegekend |
1951-1952 |
Leo Mets voor Christiaan Reinland |
1953-1954 |
niet toegekend |
1955-1956 |
niet toegekend |
1957-1958 |
Fred Germonprez voor Kaper Jan Bart |
1959-1960 |
niet toegekend |
1961-1962 |
Louis Paul Boon voor De zoon van Jan de Lichte |
1963-1964 |
Armand Boni voor De Paap van Stabroek |
1965-1966 |
niet toegekend |
1967-1968 |
niet toegekend |
1969-1970 |
niet toegekend |
1971-1972 |
niet toegekend |
1973-1974 |
niet toegekend |
1975-1976 |
niet toegekend |
1977-1978 |
niet toegekend |
1979-1980 |
Jaak Stervelynck voor De dagen van Hondschoote |
| |
August Beernaertprijs
Prijs van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Ingesteld in 1912. Tweejaarlijks toe te kennen aan de Belgische schrijver die het beste werk, zonder onderscheid van genre, al dan niet uitgegeven en in het Nederlands gesteld, heeft geschreven.
1912-1913 |
Karel van de Woestijne voor Interludiën |
1914-1915 |
Virginie Loveling voor Bina |
1916-1917 |
niet toegekend |
1918-1919 |
Ernest Claes voor Bei uns in Deutschland en August van Cauwelaert voor Liederen van droom en daad |
1920-1921 |
Maurits Sabbe voor Het kwartet der Jacobijnen |
1922-1923 |
Karel van den Oever voor Het open luik en Inwendig leven van Paul |
1924-1925 |
Marnix Gijsen voor Het huis |
1926-1927 |
Achilles Mussche voor De twee vaderlanden |
1928-1929 |
Gerard Walschap voor Adelaïde |
1930-1931 |
Gery Helderenberg voor De smeltkroes |
1932-1933 |
Piet Schepens voor August Strindberg |
1934-1935 |
Maurits De Doncker voor Opera |
1936-1937 |
Maurice Gilliams voor Elias of het gevecht met de nachtegalen |
| |
| |
1938-1939 |
Marcel Matthijs voor Een spook op zolder |
1940-1941 |
Luc Indestege voor Orpheus en Eurydike |
1942-1943 |
Bert Decorte voor Refereinen |
1944-1945 |
André Demedts voor Het heeft geen belang |
1946-1947 |
niet toegekend |
1948-1949 |
Johan Daisne voor De man die zijn haar kort liet knippen |
1950-1951 |
J.A. De Waele voor Pelgrimstocht door Hellas |
1952-1953 |
René F. Lissens voor De Vlaamse letterkunde van 1780 tot heden |
|
Raymond Brulez (eervolle vermelding) voor De verschijning te Kallista |
1954-1955 |
niet toegekend |
1956-1957 |
niet toegekend |
1958-1959 |
Herman Uyttersprot voor Het proza van Paul van Ostaijen |
1960-1961 |
Elmar Borg voor De magische overzijde |
1962-1963 |
Hugo Claus voor De verwondering |
1964-1965 |
Ward Ruyslinck voor De paardevleeseters |
1966-1967 |
Marcel Janssens voor De schaduwloper |
1968-1969 |
Dirk De Witte voor De formule van Lorentz |
1970-1971 |
Hugo Raes voor Reizigers in de anti-tijd |
1972-1973 |
Fernand Auwera voor Zelfportret met gesloten ogen |
1974-1975 |
Willy Roggeman voor Gnomon |
1976-1977 |
Willy Spillebeen voor De vossejacht |
1978-1979 |
Paul de Wispelaere voor Tussen tuin en wereld |
| |
Arthur H. Cornetteprijs
Prijs van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Ingesteld in 1950. Vijfjaarlijks toe te kennen aan de Belgische schrijver, die het beste in het Nederlands gestelde essay heeft geschreven. Het eerste tijdvak omvat de jaren 1946-1950.
1946-1950 |
niet toegekend |
1951-1955 |
niet toegekend |
1956-1960 |
niet toegekend |
1961-1965 |
niet toegekend |
1966-1970 |
Roger Gheyselinck voor De dood van taai geroddel |
1971-1975 |
Anne-Marie Musschoot voor Karel van de Woestijne en het symbolisme |
1976-1980 |
Willy Roggeman voor Lithopedia |
| |
| |
| |
Joris Eeckhoutprijs
Prijs van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Ingesteld in 1937. Tweejaarlijks toe te kennen aan het beste letterkundig essay, in handschrift of gedrukt, en beslaande ten minste honderd bladzijden, door een Belgisch schrijver in het Nederlands geschreven, niet over een periode der literaire geschiedenis, maar over een auteur. De voorkeur wordt gegeven aan een essay over een Nederlands schrijver.
1938-1939 |
Jozef G. Keunen voor Bernard Shaw |
1940-1941 |
Anthony Strauwen voor Reinier van Genderen Stort en zijn werk |
1942-1943 |
Jozef G. Keunen voor P.B. Shelley |
1944-1945 |
Augusta M. Jacobs voor Jacobus van Looy |
1946-1947 |
Jules Van Ackere voor Dichterschap en levensvlarn bij Keats en Baudelaire |
1948-1949 |
niet toegekend |
1950-1951 |
Gabriel J. van Herpe voor Het Grieks-Christelijk dualisme in Vondels Lucifer |
1952-1953 |
Albert Westerlinck voor De psychologische figuur van Karel van de Woestijne |
1954-1955 |
René Verbeeck voor De dichter Hendrik Marsman en André Demedts voor Streuvels |
1956-1957 |
Raf Seys voor De dichter der rozen (leven en werk van Jhr. Karel de Gheldere) |
1958-1959 |
niet toegekend |
1960-1961 |
Ada Deprez voor E. du Perron |
1962-1963 |
Roger Henrard voor Menno ter Braak in het licht van Friedrich Nietzsche |
1964-1965 |
Lieven Rens voor Het priester-koningconflict in Vondels drama |
1966-1967 |
niet toegekend |
1968-1969 |
Louis Gillet voor Jan Greshoff zijn poëzie en poëtiek |
1970-1971 |
Marcel Janssens voor Max Havelaar, de held van Lebak |
1972-1973 |
Mathieu Rutten voor De interludiën van Karel van de Woestijne |
1974-1975 |
Jaak Van Schoor voor Herman Teirlinck en het toneel |
1976-1977 |
Sonja Vanderlinden voor De dansende burger. A. van Schendels sociale visie |
1978-1979 |
Rudolf Van de Perre voor De poëtische wereld van M. Vasalis |
| |
| |
| |
Guido Gezelleprijs
Prijs van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Ingesteld in 1941. Vijfjaarlijks toe te kennen aan de Belgische schrijver, die de beste in het Nederlands gestelde verzenbundel, in handschrift of gedrukt, heeft geschreven.
1942-1946 |
Marcel Brauns voor Zangen van onmacht |
1947-1951 |
Jozef L. de Belder voor Ballade der onzekerheden |
1952-1956 |
Jos de Haes voor Gedaanten |
1957-1961 |
Gery Helderenberg voor dichtbundels verschenen in die periode |
1962-1966 |
René Verbeeck voor De zomer staat hoog en rijp |
1967-1971 |
Gery Helderenberg voor Pentaphonium |
1972-1976 |
Lieven Rens voor Leander |
| |
Arthur Merghelynckprijs
Prijs van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Ingesteld in 1946. Driejaarlijks toe te kennen aan de twee beste in het Nederlands geschreven letterkundige werken (gedrukt of in handschrift) door Belgische auteurs geschreven, hetzij a) in proza (daarbij inbegrepen beschouwend proza over proza), hetzij b) in poëzie (daarbij inbegrepen beschouwend proza over poëzie), met dien verstande dat de prijs steeds bij de helft voor ieder van beide aangeduide afdelingen a) en b) voorbehouden blijft.
1946-1948 |
(poëzie) |
niet toegekend |
|
(proza) |
niet toegekend |
1949-1951 |
(poëzie) |
Karel Jonckheere voor De hondewacht |
|
(proza) |
niet toegekend |
1952-1954 |
(poëzie) |
Hubert Van Herreweghen voor Gedichten |
|
(proza) |
Hubert Lampo voor Terugkeer naar Atlantis |
1955-1957 |
(poëzie) |
Jan Veulemans voor Onbestendig |
|
(proza) |
Johan Daisne voor Lago Maggiore |
1958-1960 |
(poëzie) |
niet toegekend |
|
(proza) |
Jos Vandeloo voor De muur |
1961-1963 |
(poëzie) |
Adriaan Magerman voor Asthenisch |
|
(proza) |
Daniël Robberechts voor Drie maagden |
1964-1966 |
(poëzie) |
Johan Van Mechelen voor Silhouetten |
|
(proza) |
niet toegekend |
| |
| |
1967-1969 |
(poëzie) |
Walter Haesaert voor Droevig feest |
|
(proza) |
Frans Depeuter voor De hand aan jezelf |
1970-1972 |
(poëzie) |
Gwij Mandelinck voor De wijzers bij elkaar |
|
(proza) |
Willy Lauwens voor Zing zacht zanger |
1973-1975 |
(poëzie) |
Jozef L. de Belder voor Avondverzen |
|
(proza) |
Mark Insingel voor Wanneer een dame een heer de hand drukt... |
1976-1978 |
(poëzie) |
Rudolf Van de Perre voor De gekleurde wereld |
|
(proza) |
Alstein voor Liebrecht of de geruisloosheid van de bourgeoisie |
| |
Ary Sleeksprijs
Prijs van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Ingesteld in 1977. Driejaarlijks toe te kennen aan de Vlaamse letterkundige, die nog niet werd bekroond en die de beste in het Nederlands gestelde roman of novellenbundel of het beste essay (ook over folklore) heeft geschreven. De eerste periode omvat de jaren 1975 tot 1977.
1975-1977 |
Werner Pauwels voor Dameshondje |
1978-1980 |
Johan Gheeraert voor Paardjes uit Polen en andere verhalen |
| |
Nestor De Tièreprijs
Prijs van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Ingesteld in 1931. Tweejaarlijks toe te kennen aan het beste onder de Vlaamse toneelwerken die gedurende dit tijdvak geschreven worden, of althans vóór dit tijdvak niet openbaar werden gemaakt, noch door de druk, noch door de opvoering.
1932-1933 |
Raymond Brulez voor De schone slaapster |
1934-1935 |
niet toegekend |
1936-1937 |
niet toegekend |
1938-1939 |
niet toegekend |
1940-1941 |
Jos Janssen voor Hendrickje Stoffels |
1942-1943 |
Jan Peeters voor Het ganzenhoedstertje en Domme Hans |
1944-1945 |
niet toegekend |
1946-1947 |
niet toegekend |
| |
| |
1948-1949 |
niet toegekend |
1950-1951 |
Joris Blondiau voor Het voorgeborchte der eeuwigheid |
1952-1953 |
Marcel Coole voor Dit moeilijke leven |
1954-1955 |
Achilles Mussche voor Christoffel Marlowe |
1956-1957 |
Robert Van Passen voor De matroos |
1958-1959 |
Jozef Van Hoeck voor zijn gezamenlijk toneelwerk |
1960-1961 |
niet toegekend |
1962-1963 |
Marc Van Cauteren voor Diagonaal |
1964-1965 |
Astère Michel Dhondt voor De ceremonie |
1966-1967 |
niet toegekend |
1968-1969 |
Pierre van Rompaey voor De straat zijn wij |
1970-1971 |
niet toegekend |
1972-1973 |
niet toegekend |
1974-1975 |
Albert Van Hoeck voor De zaak |
1976-1977 |
Fernand Handtpoorter voor De Vlaamse gaai is een bandiet |
1978-1979 |
R. Geldhof voor Winnaars en verliezers |
| |
Leonard Willemsprijs
Prijs van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Ingesteld in 1962. Tweejaarlijks toe te kennen aan een Vlaming, die zich op het gebied van de studie der Middelnederlandse letterkunde in de loop der jongste jaren verdienstelijk heeft gemaakt, hetzij door zijn gezamenlijk werk, hetzij door een publicatie van uitzonderlijk belang. Het eerste tijdvak omvat de jaren 1960 en 1961.
1960-1961 |
niet toegekend |
1962-1963 |
Hendrik Vangassen voor zijn gezamenlijk werk |
1964-1965 |
niet toegekend |
1966-1967 |
niet toegekend |
1968-1969 |
niet toegekend |
1970-1971 |
Jan Deschamps voor zijn gezamenlijk werk |
1972-1973 |
Robrecht Lievens voor zijn gezamenlijk werk |
1974-1975 |
niet toegekend |
1976-1977 |
A. Ampe voor de totaliteit van zijn oeuvre |
1978-1979 |
H. Vekeman voor zijn gezamenlijk werk |
| |
| |
| |
Sabamprijs voor letterkunde
Ingesteld in 1961. Wordt onregelmatig uitgeschreven door de Belgische vereniging van auteurs, componisten en uitgevers.
Alle letterkundige genres komen in aanmerking.
1961 |
Lode Baekelmans |
1962 |
Fred Germonprez en Jozef van Hoeck |
1963 |
Pieter G. Buckinx |
1964 |
Gerard Walschap en Marcel Matthijs |
1967 |
René Verbeeck |
1968 |
Marcel Coole |
1969 |
Kris Betz |
1970 |
Louis Paul Boon en Jan Christiaens |
1974 |
Jos Ghysen |
1979 |
Roger van Ransbeek en Alice Toen |
1980 |
Hubert van Herreweghen |
| |
Prijs van de Vlaamse Klub Brussel
Ingesteld in 1976. Wordt jaarlijks toegekend aan een Vlaams dichter voor een ongepubliceerd gedicht.
1976 |
Ignaas Veys |
1977 |
Nic van Bruggen pp |
1978 |
Dirk Christiaens |
1979 |
Roel Richelieu van Londersele |
1980 |
Roger de Neef |
1981 |
Leopold M. van den Brande |
| |
Prijs voor het beste literair debuut
De prijs werd ingesteld in 1969 en wel ter vervanging van de vroegere ‘Prijs van het Referendum der Vlaamse Letterkundigen’ Vanaf 1980 wordt er ter gelegenheid van de jaarlijkse Boekenweek en de Boekenbeurs te Antwerpen, afwisselend een debuutprijs voor een roman en een gedichtenbundel toegekend. Hiervoor wordt telkens een periode van twee jaar in aanmerking genomen.
1969 |
Stevi Braem voor Sextant |
1970 |
Johan Sonneville voor Netski |
1971 |
Miriam Soetaert voor Sprookjes en legenden uit Vietnam |
1972 |
Monika van Paemel voor Amazone met het blauwe voorhoofd |
1973 |
niet toegekend |
| |
| |
1974 |
Leonard Nolens voor De muzeale minnaar en |
|
Frans Vandegoor voor Displaced persons |
1975 |
niet toegekend |
1976 |
Loekie Zvonik voor Hoe heette de hoedenmaker |
1977 |
Greta Seghers voor Afkeer van Faulkner |
1978 |
Mark Wynants voor Bestemming van een danser |
1979 |
Luc Vancampenhout voor Bijna tot la Mancha en |
|
Christian-Adolphe Wauters voor Muziek en jeugd |
1980 |
Elisabeth Marain voor Het tranenmeer |
| |
J.L. de Belderprijs
Ingesteld in 1977 door het Comité van de Vlaamse Poëziedagen. Wordt jaarlijks toegekend aan een Vlaamse dichter voor een ongepubliceerd manuscript.
1977 |
Fernand Florizoone |
1978 |
Sine van Mol-Vandekeybus |
1979 |
Wilfried Vancraeynest (postuum) |
1980 |
Marleen de Cree-Roex |
1981 |
niet toegekend |
| |
Basiel de Craeneprijs
Ingesteld in 1948 door het Comité van de Vlaamse Poëziedagen. Wordt jaarlijks toegekend aan een Vlaamse dichter voor een ongepubliceerd gedicht.
1948 |
Aug. Goovaerts |
1949 |
Frieda Oosterlinck |
1950 |
Hendrik Diddens en Frans de Schutter |
1951 |
André Deroose en Jan Veulemans |
1952 |
Clara Haesaert en Louis Hendrickx |
1953 |
Ward Lernout |
1954 |
Guido P. van As |
1955 |
Ilona van Vrekkem |
1956 |
niet uitgeschreven |
1957 |
niet uitgeschreven |
1958 |
Odette Huys en Zulma Denis |
1959 |
Herman Fierens |
1960 |
Marc van de Velde |
1961 |
Francis de Preter |
1962 |
Jos Omblets |
1963 |
M. de Geyse en Walter Haesaert |
| |
| |
1964 |
Mianne Roosemont en Jan de Roek |
1965 |
Mianne Roosemont |
1966 |
Frank van Calster |
1967 |
Dirk Desmadryl |
1968 |
Raymond Stuyck |
1969 |
niet uitgeschreven |
1970 |
Gwij Mandelinck |
1971 |
Jan Algoet |
1972 |
Toon Brouwers |
1973 |
niet uitgeschreven |
1974 |
Rudi Meeuws en Erwin Penning |
1975 |
niet toegekend |
1976 |
Paul Rigolle |
1977 |
Mieke Martens |
1978 |
Bea de Longie |
1979 |
Philippe Vancraeynest |
1980 |
Lieven de Cauter |
1981 |
Anne Crivits |
| |
Dr. Antoon de Pesseroeyprijs
Ingesteld in 1959 als Prijs van de Burgemeester. Vanaf 1971 als Prijs van de gemeente Deurle en vanaf 1977 onder de huidige benaming. Wordt jaarlijks toegekend door het Comité van de Vlaamse Poëziedagen aan een Vlaams dichter voor een gepubliceerd gedicht in een Vlaams literair tijdschrift.
1959 |
Hubert van Herreweghen |
1960 |
Jos de Haes |
1961 |
Gery Helderenberg |
1962 |
Jan Veulemans |
1963 |
Marc Braet |
1964 |
Christine D'Haen |
1965 |
Paul Snoek |
1966 |
Anne Dellart |
1967 |
Marcel van Maele |
1968 |
René Verbeeck |
1969 |
niet uitgeschreven |
1970 |
Paul Snoek |
1971 |
Freddy de Vree |
1972 |
Roger de Neef |
1973 |
Jo Verbrugghen |
| |
| |
1974 |
René Verbeeck |
1975 |
Aleïdis Die riek en Ben Cami |
1976 |
Herwig Hensen en Fernand Handtpoorter |
1977 |
Luuk Gruwez |
1978 |
Rob Goswin |
1979 |
Erik van Ruysbeek |
1980 |
Stefaan van den Bremt |
1981 |
Claude van de Berge |
| |
Prijs van de Vlaamse Poëziedagen
Ingesteld in 1947 door het Comité van de Vlaamse Poëziedagen.
Wordt jaarlijks toegekend aan een Vlaams dichter voor een ongepubliceerd manuscript.
1947 |
A.G. Christiaens en Frank Meyland |
1948 |
Andries Poppe |
1949 |
Jos de Haes |
1950 |
niet toegekend |
1951 |
niet toegekend |
1952 |
Anton van Wilderode |
1953 |
Adriaan Magerman |
1954 |
Anton van Wilderode |
1955 |
Maurits van Vossole |
1956 |
niet uitgeschreven |
1957 |
niet uitgeschreven |
1958 |
Jan Veulemans |
1959 |
niet toegekend |
1960 |
niet toegekend |
1961 |
Jan Veulemans |
1962 |
Claude Corban |
1963 |
niet toegekend |
1964 |
Willy Spillebeen |
1965 |
Jozef Deleu en Johan van Mechelen |
1966 |
Fernand Lambrecht |
1967 |
Walter Haesaert |
1968 |
Eddy van Vliet en Dirk Christiaens |
1969 |
niet uitgeschreven |
1970 |
Dirk Christiaens |
1971 |
Wilfried Adams |
1972 |
Gwij Mandelinck |
1973 |
niet uitgeschreven |
| |
| |
1974 |
niet toegekend |
1975 |
Mark Dangin |
1976 |
Marleen de Cree-Roex |
1977 |
Lucienne Stassaert |
1978 |
niet toegekend |
1979 |
Bea de Longie |
1980 |
Leopold M. van den Brande |
1981 |
niet toegekend |
| |
Arkprijs van het Vrije Woord
Ingesteld in 1951. De redactie van het Nieuw Vlaams Tijdschrift reageerde met de oprichting van deze prijs tegen het niet toekennen van een literaire prijs aan haar redactielid Marnix Gijsen voor zijn boek Joachim van Babylon. De naam van de laureaat wordt jaarlijks in de Ark gegrift.
1951 |
Christine D'Haen voor Gedichten |
1952 |
Hugo Claus voor De Metsiers |
1953 |
Maurice D'Haese voor De heilige gramschap |
1954 |
F. Goddemaere voor Nola |
1955 |
Jos de Haes voor Gedaanten |
1956 |
Frans de Bruyn voor Tekens in steen |
1957 |
Albert Bontridder voor Dood hout |
1958 |
Ivo Michiels voor Het afscheid |
1959 |
Libera Carlier voor Action Station - Go! |
1960 |
Ward Ruyslinck voor De Madonna met de buil |
1961 |
Hugues C. Pernath voor Het masker man |
1962 |
Georges Hebbelinck voor De journalist |
1963 |
Paul Snoek voor Richelieu |
1964 |
Daniël Robberechts voor Zesmaal |
1965 |
Willy Roggeman voor Blues voor glazen blazers |
1966 |
Astère Michel Dhondt voor God in Vlaanderen |
1967 |
Jef Geeraerts voor De Troglodieten |
1968 |
Claude C. Krijgelmans voor Homunculi |
1969 |
Patrick Conrad voor Mercantile Marine Engineering |
1970 |
Roger Van de Velde voor Recht op antwoord |
1971 |
Eddy van Vliet voor Columbus tevergeefs |
1972 |
Marcel van Maele voor Ik ruik mensenvlees zei de reus |
1973 |
Rob Goswin voor Vanitas, vanitas |
1974 |
Fernand Auwera voor Zelfportret met gesloten ogen |
1975 |
De Internationale Nieuwe Scène voor Mistero Buffo |
| |
| |
1976 |
Leonard Nolens voor Twee vormen van zwijgen |
1977 |
Freddy de Vree voor Steden en sentimenten |
1978 |
Roger M.J. de Neef voor Gestorven getal |
1979 |
Frans Boenders voor Denken in tweespraak |
1980 |
Lucienne Stassaert voor Parfait amour |
1981 |
Robbe de Hert voor zijn gehele oeuvre |
Afb. 33 De Ark zelf. (Het Parool, 20-5-1961)
| |
Trap-prijs voor poëzie
Ingesteld in 1974 door het literair-kritisch en informatief tijdschrift Trap. Aanleiding hiervoor was het niet toekennen van de Ark-prijs van het Vrije Woord aan Ben Klein. De prijs wordt jaarlijks toegekend aan de volgens de jury meest markante poëziepublikatie van het afgelopen jaar.
1974 |
Ben Klein voor Ik verlang een landschap |
1975 |
Werner Spillemaeckers voor Veranda |
1976 |
Michel Bartosik voor Linguïstiek |
1977 |
Henri-Floris Jespers voor De tijd van een vreemdeling |
1978 |
Jan van der Hoeven voor Anarchipel |
1979 |
Frans Denissen voor Op het purperen ei |
| |
Prijs De Vlaamse Gids
Ingesteld in 1970. Deze tweejaarlijkse poëzieprijs van het tijdschrift De Vlaamse Gids is voorbehouden aan een Vlaams dichter, die de leeftijd van 40 jaar niet heeft overschreden en die in de voorbije twee jaar een belangrijke bundel heeft gepubliceerd.
1970 |
Mark Insingel voor Perpetuum mobile |
1972 |
Patrick Conrad voor 11 sad songs for Edward Kienholz |
1974 |
Lucienne Stassaert voor Vergeten grens |
| |
| |
1976 |
Roland Jooris voor Het museum van de zomer |
1978 |
Nic van Bruggen pp voor Tussen feestend volk |
1980 |
Eddy van Vliet voor Glazen |
Afb. 34 Minister van Opvoeding F. Grootjans, Willem M Roggeman en Patrick Conrad pp. Conrad won de Prijs De Vlaamse Gids. Tussen de minister en Roggeman: Lucienne Stassaert, die twee jaar later met de eer ging strijken.
| |
Yang Prijs
Sedert 1967 bekroont de redactie van het literair tijdschrift Yang ieder jaar een literair werk. Aan deze onderscheiding is geen geldprijs verbonden, wel gebeurt de bekendmaking op een literaire Yang-avond en wordt over de laureaat een monografie samengesteld die verschijnt als nummer van het tijdschrift.
1967 |
Fernand Auwera voor Mathias 't Kofschip |
1968 |
Marc Andries voor De maagdenhorde |
1969 |
Herman De Coninck voor De lenige liefde |
1970 |
niet toegekend |
1971 |
Johnnie Verstraete voor Het uitzinnig gezelschap doet de revolutie falen |
1972 |
Hans Vlek voor Voor de bakker |
1973 |
Clem Schouwenaars voor De seizoenen |
1974 |
Willy Spillebeen voor Drie x drempelvrees |
1975 |
Johan Anthierens voor zijn wekelijkse kroniek in Knack |
1976 |
Paul de Wispelaere voor Een dag op het land |
| |
| |
1977 |
Greta Seghers voor Afkeer van Faulkner |
1978 |
Walter van den Broeck voor Aantekeningen van een stambewaarder |
1979 |
Loekie Zvonik voor Duizend jaar Thomas |
1980 |
Gaston Van Camp voor zijn jeugdboeken en zijn artikelen over en inzet voor de jeugdliteratuur |
| |
Yang poëzieprijs
Ter gelegenheid van het 15-jarig bestaan van het literair tijdschrift Yang en het 10-jarig bestaan van de Yang Poëziereeks, schreef de redactie een poëzieprijs uit die openstond voor alle dichters uit Vlaanderen en Nederland. De ongepubliceerde bekroonde bundel werd door Yang uitgegeven in de Yang Poëziereeks.
1980 |
Frans Kuipers voor Een toerist in Atlantis |
| |
Leo J. Krynprijs
Prijs voor een ‘nieuw talent’. Ingesteld in 1942 door mevrouw Leon Jean-Baptiste Kryn-Dickinson, te zamen met de uitgeversmaatschappij A. Manteau n.v. Vierjaarlijks.
Onderbreking van 1966 tot 1979.
1942 |
Louis Paul Boon voor De voorstad groeit |
1946 |
niet uitgereikt wegens de oorlogsomstandigheden |
1950 |
Hugo Claus voor De Metsiers |
1954 |
Wim Meeuwis voor Geen scherzo voor de goden |
1958 |
Jan Walravens voor Negatief |
1962 |
Clem Schouwenaars voor Dokter Simon Falbeck en Willy Roggeman voor Het goudvisje |
1966 |
Roobjee voor De nachtschrijver |
1979 |
niet toegekend |
Afb. 35 Willem Elsschot zat, op verzoek van de weduwe van zijn jeugdvriend Leo J. Kryn, tweemaal in de jury van de Leo J. Krynprijs. Hoe hij oordeelde over de twee eerste winnaars, Louis Paul Boon en Hugo Claus, stond te lezen in het boek Zwijgen kan niet verbeterd worden (1979).
| |
| |
| |
Hugues C. Pemathprijs
Ingesteld in 1977 door de ouders van de in 1975 overleden dichter. Driejaarlijkse poëzieprijs.
1977 |
Annie Reniers voor Nauwe geboorte |
1980 |
Leonard Nolens voor Incest |
Afb. 36 Minister Rika de Backer, Annie Reniers en Michel Oukhov. De winnaar staat hier in het midden. (De Standaard, 28-3-1977)
| |
Stijn Streuvelsprijs voor verhalend proza
Door de uitgeverij Orion te Brugge ingesteld in 1971. Aanleiding hiervoor was de 100ste verjaardag van de geboorte van Stijn Streuvels op 3 oktober 1971. De prijs die onregelmatig wordt uitgeschreven, is voorbehouden aan alle auteurs beneden de 35 jaar die nog geen verhalend proza in boekvorm hebben gepubliceerd.
1971 |
Leo Pleysier voor Mirliton |
|
Rob Goswin (eervolle vermelding) voor Vanitas, vanitas |
|
Jef De Bruyn (eervolle vermelding) voor Het harde gras en de weke werkelijkheid |
1973 |
niet toegekend |
1977 |
Renée Van Hekken voor Het gesloten oor |
|
John Groosman voor Dieper dan huiddik |
| |
| |
| |
Emiel Vlieberghprijs
Door het Davidsfonds in 1925 ingesteld ter nagedachtenis van de vroegere algemene voorzitter Prof. Emiel Vliebergh. De prijs wordt toegekend voor een onuitgegeven roman en staat open voor alle auteurs uit Vlaanderen en Nederland. Aanvankelijk driejaarlijks. In 1945 uitzonderlijke toekenning naar aanleiding van de 70ste verjaardag van het Davidsfonds. Vanaf 1946 jaarlijks. Vanaf 1955 opnieuw driejaarlijks. Onderbreking van 1964 tot 1974. In 1974 uitzonderlijke toekenning naar aanleiding van de 100ste verjaardag van het Davidsfonds. Onderbreking van 1974 tot 1977. Vanaf 1977 tweejaarlijks.
1925-1927 |
geen inzendingen |
1928-1930 |
Robert van Passen voor De toren van licht |
1931-1933 |
niet toegekend |
1934-1936 |
geen inzendingen |
1937-1939 |
Emiel van Hemeldonck voor Johan van der Heyden, magister |
1940-1942 |
Dr. Paul Drieskens voor Levet scone |
1943-1945 |
Emiel van Hemeldonck voor De harde weg |
1945 |
Emiel van Hemeldonck voor Agnes |
1946 |
Daan Inghelraam voor De boskanter |
1947 |
niet toegekend |
|
Arie van der Lugt (premie) voor Het geluk rijpt in de lente |
|
Monda de Munck (premie) voor De vrouwen van Dalvajoes |
1948 |
Arie van der Lugt voor Het lied van de zee |
1949 |
niet uitgeschreven |
1950 |
Maria de Lannoy voor Kleine nachtmuziek |
1951 |
Monda de Munck voor Dit is het paradijs |
1952 |
Gaston Duribreux voor Tussen duivel en diepzee |
1953 |
Leo Mets voor Mathilde |
1954 |
Daan Meesters voor De desem en het brood |
1955 |
Gaston Claes voor De eeuwige derde |
1958 |
Cor Ria Leeman voor De grote Heer |
1961 |
niet toegekend |
1964 |
Julien van Remoortere voor De president is dood |
1974 |
Cor Ria Leeman voor Treur niet om het dode lam |
1977 |
niet toegekend |
1979 |
niet toegekend |
|
|