| |
| |
| |
[Staatsprijzen in België]
Staatsprijs ter bekroning van een schrijversloopbaan
Ingesteld in 1927. Aanvankelijk vijfjaarlijks. Vanaf 1969 driejaarlijks.
1930 |
Karel Van de Woestijne (postuum) |
1935 |
Stijn Streuvels |
1940 |
Emmanuel De Bom |
1945 |
F.V. Toussaint Van Boelaere |
1950 |
Herman Teirlinck |
1955 |
Jan Van Nijlen |
1960 |
Willem Elsschot (postuum) |
1965 |
Gerard Walschap |
1969 |
Marnix Gijsen |
1972 |
Maunce Gilliams |
1975 |
Gery Helderenberg |
1978 |
Louis Paul Boon |
| |
Staatsprijs voor de Vlaamse letterkunde
ingesteld in 1851. Aanvankelijk vijfjaarlijks. Vanaf 1915 driejaarlijks. Voortgezet in de Staatsprijs voor kritiek en essay, de Staatsprijs voor Vlaams verhalend proza en de Staatsprijs voor Vlaamse poëzie.
1850-1854 |
Hendrik Conscience voor de werken in dit tijdvak verschenen: De loteling, Baas Ganzendonck, De arme edelman, De gierigaard, De Boerenkrijg en Hlodwig en Clotildis |
1855-1859 |
Prudens Van Duyse voor Artevelde en Nazomer |
1860-1864 |
J. Courtmans-Berchmans voor Het geschenk van den jager |
1865-1869 |
Hendrik Conscience voor Bavo en Lieveken |
1870-1874 |
Anton Bergmann voor Ernest Staes |
1875-1879 |
Pol de Mont voor Gedichten |
1880-1884 |
Jan Van Beers voor Rijzende blaren |
1885-1889 |
Hilda Ram voor Gedichten |
1890-1894 |
Virginie Loveling voor Een dure eed |
1895-1899 |
Guido Gezelle voor Rijmsnoer (postuum) |
1900-1904 |
Stijn Streuvels voor al de werken uit dit tijdvak |
1905-1909 |
Stijn Streuvels voor al de werken uit dit tijdvak |
1910-1914 |
Karel Van de Woestijne voor Interludiën |
| |
| |
1915-1917 |
Cyriel Buysse voor al de werken uit dit tijdvak |
1918-1920 |
Felix Timmermans voor De zeer schone uren van Juffrouw Simforosa, Begijntje en Het Kindeke Jezus in Vlaanderen |
1921-1923 |
Jan Van Nijlen voor Het aangezicht der aarde |
| |
Staatsprijs voor Vlaamse poëzie
Ingesteld in 1925. Afsplitsing van de Staatsprijs voor de Vlaamse letterkunde. Jaarlijks. Vanaf 1927 driejaarlijks.
1924 |
Karel Van de Woestijne voor Zon in den rug |
1925 |
Firmin Van Hecke voor Gedichten |
1926-1928 |
Achilles Mussche voor De twee vaderlanden |
1929-1931 |
Demarest voor Het brandglas, |
|
Raymond Herreman voor De roos van Jericho en |
|
Gaston Burssens voor Klemmen voor zangvogels |
1932-1934 |
Jan Van Nijlen voor Geheimschrift |
1935-1937 |
Raymond Herreman voor Het helder gelaat |
1938-1940 |
Herwig Hensen voor al het werk uit dit tijdvak |
1941-1943 |
Bert Decorte voor Een stillere dag |
1944-1946 |
Karel Jonckheere voor Spiegel der zee |
1947-1949 |
Maurice Roelants voor Lof der liefde |
1950-1952 |
Gaston Burssens voor Pegasus van Troie |
1953-1955 |
Karel Jonckheere voor Van zee tot schelp |
1956-1958 |
Gaston Burssens voor Adieu |
1959-1961 |
Hubert Van Herreweghen voor Gedichten III |
1962-1964 |
Jos De Haes voor Azuren holten |
1965-1967 |
Paul Snoek voor Zwarte muzen |
1968-1970 |
Hugo Claus voor Heer Everzwijn |
1971-1973 |
René Verbeeck voor Liefdesliedjes voor Saraï |
1974-1976 |
Hugues C. Pernath voor Nagelaten gedichten (postuum) |
1977-1979 |
Anton van Wilde rode voor Dorp zonder ouders |
| |
Staatsprijs voor Vlaams verhalend proza
Ingesteld in 1927. Afsplitsing van de Staatsprijs voor de Vlaamse letterkunde. Driejaarlijks.
1924-1926 |
Stijn Streuvels voor Werkmensen |
1927-1929 |
Maurice Roelants voor Komen en gaan |
1930-1932 |
Lode Zielens voor Moeder, waarom leven wij? |
1933-1935 |
Gerard Walschap voor Trouwen |
| |
| |
1936-1938 |
Albert Van Hoogenbemt voor De stille man |
1939-1941 |
Ernest Claes voor Jeugd |
1942-1944 |
Richard Minne voor Wolfijzers en schietgeweren |
1945-1947 |
Willem Elsschot voor Het dwaallicht |
1948-1950 |
Raymond Brulez voor Het huis te Borgen |
1951-1953 |
Gerard Walschap voor Zuster Virgilia |
1954-1956 |
Marnix Gijsen voor Er gebeurt nooit iets |
1957-1959 |
Johan Daisne voor De neusvleugel der muze |
1960-1962 |
Hubert Lampo voor De komst van Joachim Stiller |
1963-1965 |
Piet Van Aken voor De slapende honden |
1966-1968 |
Jef Geeraerts voor Gangreen I Black Venus |
1969-1971 |
Louis Paul Boon voor Pieter Daens |
1972-1974 |
Hugo Raes voor Het smarán |
1975-1977 |
Ivo Michiels voor Een tuin tussen hond en wolf |
| |
Staatsprijs voor kritiek en essay
Ingesteld in 1925. Afsplitsing van de Staatsprijs voor de Vlaamse letterkunde. Aanvankelijk vijfjaarlijks. Vanaf 1969 driejaarlijks.
1918-1925 |
August Vermeylen voor Geschiedenis der Europese schilderkunst en plastiek |
1926-1930 |
Jules Persijn voor Snieders, Ibsen en Gedenkdagen |
1931-1935 |
Urbain Van de Voorde voor Critiek en beschouwing (IIe bundel) |
1936-1940 |
Jozef Muls voor Memlinc, de Laat-Gotische droom |
1941-1945 |
Dr. J. Van Mierlo voor Geschiedenis der Middelnederlandse letterkunde |
1946-1950 |
Dr. L. Van Puyvelde voor Kunst en kunstgeschiedenis |
1951-1955 |
Dr. A. Vloemans voor Wijsgerige levensleer en Cultuurgeschiedenis van Europa |
1956-1960 |
Albert Westerlinck voor De wereldbeschouwing van August Vermeylen |
1961-1965 |
Prof. dr. Herman Uyttersprot voor Praags cachet |
1966-1969 |
Bernard Kemp voor Van In 't wonderjaar tot De verwondering |
1970-1972 |
Paul Hadermann voor Het vuur in de verte |
1973-1975 |
Max Wildiers voor Wereldbeeld en teologie van de Middeleeuwen tot nu |
1976-1978 |
Prof. dr. Albert Westerlinck voor De innerlijke wereld van Guido Gezelle |
| |
| |
| |
Staatsprijs voor Vlaamse toneelletterkunde
Driejaarlijks.
1856-1858 |
Hippoliet van Peene |
1859-1861 |
Domien Sleeckx |
1862-1864 |
Frans van Geert |
1865-1867 |
A. van den Kerckhove |
1868-1870 |
Félix van de Sande |
1871-1873 |
Desideer Delcroix |
1874-1876 |
Desideer Delcroix |
1877-1879 |
niet toegekend |
1880-1882 |
Frans Gittens |
1883-1885 |
Hendrik-Barthel Peeters |
1886-1888 |
Hector Pianquaert |
1889-1891 |
Nestor de Tière |
1892-1894 |
J. Albert |
1895-1897 |
niet toegekend |
1898-1900 |
J. en D. Minnaert voor Siddharta |
1901-1903 |
Rafaël Verhulst voor Jezus de Nazarener |
1904-1906 |
Rafaël Verhulst voor Semini's kinderen |
1907-1909 |
Eugeen van Oye voor Godelieve van Gistel |
1910-1912 |
niet toegekend |
1913-1915 |
Cyriel Verschaeve voor Judas |
1916-1918 |
Ernest W. Schmidt voor Het kindernummer |
1919-1921 |
Gaston Martens voor Derby |
1922-1924 |
Herman Teirlinck voor De vertraagde film |
1925-1927 |
Herman Teirlinck voor De man zonder lijf |
1928-1930 |
niet toegekend |
1931-1933 |
Gaston Martens voor Paradijsvogels |
1934-1936 |
Cyriel Verschaeve voor Elijah |
1937-1939 |
Frans Meire voor De Leeuw van Vlaanderen |
1940-1942 |
Jos Janssen voor Hendrickje Stoffels |
1943-1945 |
Johan Daisne voor Het zwaard van Tristan |
1946-1948 |
Herwig Hensen voor Lady Godiva |
1949-1951 |
Paul de Mont voor Artevelde's val (postuum) |
1952-1954 |
Hugo Claus voor Een bruid in de morgen |
1955-157 |
Piet Sterckx voor Slakken en naalden |
1958-1960 |
Tone Brulin voor Pas op, Mijnheer Lipman komt |
1961-1963 |
Jozef van Hoeck voor Appartement te huur |
1964-1966 |
Hugo Claus voor De dans van de reiger |
1967-1969 |
niet toegekend |
| |
| |
1970-1972 |
Hugo Claus voor Vrijdag |
1973-1975 |
Johan Boonen voor Jozef Vek en De bokken |
1976-1978 |
Hugo Claus voor Jessica en de bewerking van Orestes |
Afb. 31 Een opmerkelijk record! Hugo Claus wint voor de vierde keer dezelfde prijs. (De Morgen, 28-1-1980)
| |
Staatsprijs voor kinder- en jeugdliteratuur
Ingesteld in 1971. Driejaarlijks.
1968-1970 |
René Struelens voor Vlucht langs de Anapoer |
1971-1973 |
Guido Staes voor De kinderen van de vrede |
1974-1976 |
niet toegekend |
1977-1979 |
Mireille Cottenjé voor Er zit muziek in de lucht |
| |
Koopalprijs
Tweejaarlijkse prijs, ingesteld in 1958 door het toenmalige Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur ter bekroning van vertalingen uit enige vreemde taal in het Nederlands.
1958 |
Bert Decorte voor de vertaling van Poésies van François Villon uit het Frans |
1960 |
Hugo Claus voor de vertaling van Under Milkwood van Dylan Thomas uit het Engels |
1962 |
Luc van Brabant voor de vertaling van Sonnets van Louise Labé uit het Frans |
1964 |
Xaveer de Win voor de vertaling van Verzameld werk van Plato uit het Grieks |
1966 |
Willy Courteaux voor de vertaling van diverse toneelstukken van William Shakespeare uit het Engels |
1968 |
Jef Geeraerts voor de vertaling van Emmène-moi au bout du monde van Blaise Cendrars uit het Frans |
1970 |
Bob de Nijs voor de samenstelling en vertaling van een bloemlezing poëzie uit het Catalaans, verschenen onder de titel Een Catalaans bericht |
| |
| |
1972 |
Albe voor de samenstelling en vertaling van een bloemlezing poëzie uit het Andalusisch, verschenen onder de titel Cante flamenco |
1974 |
Anton van Wilderode voor de vertaling van het tweede deel van de Aeneïs van Vergilius uit het Latijn |
1976 |
Dr. Emiel de Waele voor de vertaling van Tragediën van Aeschylus uit het Grieks |
1978 |
J.L. de Belder voor de samenstelling en vertaling van een bloemlezing poëzie uit de wereldliteratuur, verschenen onder de titel Bij de uitverkorenen |
1980 |
Herman de Coninck voor de samenstelling en vertaling van een bloemlezing uit de gedichten van Edna St Vincent Millay uit het Engels, verschenen onder de titel Ter ere van de goedertieren maan |
|
|