| |
| |
| |
[Gemeentelijke prijzen in Nederland]
Poëzieprijs van de gemeente Amsterdam
Jaarlijkse prijs, ingesteld in 1945 en tot en met 1971 toegekend vooreen gedicht of poëziebundel. In 1972 voortgezet als Herman Gorterprijs.
1945 |
Jan Engelman voor Ballade van de waarheid |
1946 |
Jan H. de Groot voor Moederkoren |
1947 |
Gerard den Brabander voor De steenen minnaar |
1948 |
H.W.J.M. Keuls voor Rondeelen en kwatrijnen |
1949 |
Elisabeth Zernike voor En toen wij afscheid namen... en Gerrit Achterberg voor Afreis |
1950 |
niet beschikbaar gesteld |
1951 |
niet beschikbaar gesteld |
1952 |
niet beschikbaar gesteld |
1953 |
Lucebert voor Apocrief |
1954 |
Gerrit Achterberg voor Ballade van de gasfitter en Pierre Kemp voor Gedichten |
1955 |
Hans Andreus voor Schilderkunst, M. Vasalis voor Vergezichten en gezichten en Remco Campert voor Gedicht met een moraal |
1956 |
Ida G.M. Gerhardt voor Het levend monogram en Bert Schierbeek voor De blinde zwemmers |
1957 |
Jan Hanlo voor Niet ongelijk, Maurits Mok voor Stormen en stilten en Guillaume van der Graft voor Woorden van brood |
1958 |
Gabriël Smit voor De stoel en Gerrit Kouwenaar voor De mensen zijn geen goden |
1959 |
Jan Hanlo voor Verzamelde gedichten, Jan G. Elburg voor Hebben en zijn, Mischa de Vreede voor Een jong meisje droomt en Sybren Polet voor Vleselijke stad |
1960 |
Paul Rodenko voor Stilte, woedende trompet, Cees Nooteboom voor Ibicenzer gedicht en Chr.J. van Geel voor Een zomerdag |
1961 |
A. Roland Holst voor Omtrent de grens, J.W. Schulte Nordholt voor Een lichaam van aarde en licht, Leo Vroman voor Voor Jan Greshoff en voor een meisje zonder hoofd en Gerrit Kouwenaar voor Zou een hand...; door Kouwenaar niet aanvaard |
| |
| |
1962 |
Ida G.M. Gerhardt voor De hovenier, J. Bernlef voor Morene, Huub Oosterhuis voor Groningen en Lucebert voor Terreur |
1963 |
Gerrit Kouwenaar voor Zonder namen, Hans Andreus voor Aarde en Hans Verhagen voor Walcheren |
1964 |
A. Roland Holst voor Onderhuids, H.C. ten Berge voor Journaal I, II en XII en J. Bernlef voor Een dode hagedis |
1965 |
Cees Nooteboom voor Gesloten gedichten |
1966 |
K. Schippers voor Een klok en profil |
1967 |
Dick Hillenius voor Uit groeiende onwil om ooit nog ergens in veiligheid aan te komen |
1968 |
J.P. Guépin voor De mens is een dier, maar hij zou het kunnen weten |
1969 |
Hans Faverey voor Gedichten |
1970 |
Gerrit Komrij voor Alle vlees is als gras, of Het knekelhuis op de dodenakker |
1971 |
Ida G.M. Gerhardt voor De ravenveer |
Afb. 14 Lucebert kwam als ‘Keizer der Vijftigers’ zijn poezieprijs ophalen in het Stedelijk Museum, waar hem ‘door Stedelijke strijdmacht verhinderd’ werd ‘op waardige wijze oorkonde in ontvangst te nemen.’ (Foto Louis van Gasteren)
| |
| |
Afb. 15 Jan Hanlo kreeg wel een oorkonde. Nogwel voor poëzie, terwijl er toch een paar jaar eerder in de Eerste Kamer heftig aan zijn dichterschap werd getwijfeld. (Collectie Nederlands Letterkundig Museum)
| |
Herman Gorterprijs
Jaarlijkse prijs, in 1972 ingesteld als voortzetting van de Poëzieprijs van de gemeente Amsterdam en uitgereikt door de Stichting Amsterdams Fonds voor de Kunst. Hij wordt toegekend voor een in het verstreken kalenderjaar gepubliceerde bundel poëzie in de Nederlandse taal.
1972 |
Sybren Polet voor Persoon/onpersoon |
1973 |
Habakuk II de Balker voor De gloeilampen/de varkens |
1974 |
Elisabeth Eybers voor Kruis of munt |
1975 |
Leyn Leynse voor Antwerpen |
1976 |
Rutger Kopland voor Een lege plek om te blijven |
1977 |
Armando voor Het gevecht |
1978 |
Bert Schierbeek voor Weerwerk |
1979 |
Hans Tentije voor Wat ze zei |
| |
| |
| |
Prozaprijs van de gemeente Amsterdam
Jaarlijkse prijs, ingesteld in 1946 en tot en met 1971 toegekend voor een roman of novelle. In 1972 voortgezet als Multatulipnjs.
1946 |
S. Vestdijk voor Pastorale 1943 |
1947 |
Dola de Jong voor En de akker is de wereld |
1948 |
Annie Romein-Verschoor voor Vaderland in de verte |
1949 |
Anna Blaman voor Eenzaam avontuur en Josef Cohen voor De tocht van de dronken man |
1950 |
niet beschikbaar gesteld |
1951 |
niet toegekend |
1952 |
niet beschikbaar gesteld |
1953 |
A. Alberts voor Groen |
1954 |
J.B. Charles voor Volg het spoor terug |
1955 |
R. Blijstra voor Een schot in de bergen, Inez van Dullemen voor Het verzuim en Marie-Sophie Nathusius voor De partner |
1956 |
Anna Blaman voor Op leven en dood |
1957 |
Maurits Dekker voor Op zwart stramien |
1958 |
niet toegekend |
1959 |
Remco Campert voor De jongen met het mes en Vincent Mahieu voor Tjies |
1960 |
S. Vestdijk voor De ziener |
1961 |
Inez van Dullemen voor De oude man, A. Koolhaas voor Gekke Witte en B. Roest Crollius voor Dagboek van Sara |
1962 |
Willem G. van Maanen voor De dierenhater |
1963 |
Gerard Kornelis van het Reve voor Tien vrolijke verhalen. Jan Wolkers voor Serpentina's petticoat en M. Cohen voor Mevrouw de Valdon |
1964 |
Jos Ruting voor Lydia en de zwaan |
1965 |
Bob den Uyl voor Vogels kijken |
1966 |
Gerard Kornelis van het Reve voor Op weg naar het einde |
1967 |
Jan Cremer voor Ik, Jan Cremer. Tweede boek |
1968 |
Gerrit Krol voor Het gemillimeterde hoofd |
1969 |
William D. Kuik voor Utrechtse notities |
1970 |
door de jury toegedacht aan F. Weinreb voor Collaboratie en verzet 1940-1945, deel 1: Het land der blinden; de voordracht werd door de gemeenteraad niet aanvaard |
1971 |
H.C. ten Berge voor Een geval van verbeelding |
| |
| |
Afb. 16 Jan Cremer zou aanvankelijk de Amsterdamse prozaprijs niet krijgen. De gemeenteraad oordeelde evenwel later anders. (De Volkskrant, 21-10-1967)
Afb. 17 Drie jaar daarna bleef het besluit Friedrich Weinreb de prozaprijs te weigeren wel gehandhaafd. (?, 3-3-1971)
| |
Multatuliprijs
Jaarlijkse prijs, in 1972 ingesteld als voortzetting van de Prozaprijs van de gemeente Amsterdam en uitgereikt door de Stichting Amsterdams Fonds voor de Kunst. Hij wordt toegekend voor een in het verstreken kalenderjaar gepubliceerd prozawerk in de Nederlandse taal.
1972 |
Louis Paul Boon voor Pieter Daens, of hoe in de 19e eeuw de arbeiders van Aalst vochten tegen armoede en onrecht |
1973 |
zie Jan Arendsprijs |
| |
| |
1974 |
Anton Koolhaas voor Vanwege een tere huid |
1975 |
Maarten 't Hart voor Het vrome volk |
1976 |
Bob den Uyl voor Gods wegen zijn duister en zelden aangenaam |
1977 |
Louis Ferron voor De keisnijder van Fichtenwald |
1978 |
Gerrit Krol voor De weg naar Sacramento |
1979 |
Renate Rubinstein voor Niets te verliezen en toch bang |
1980 |
Jeroen Brouwers voor Het verzonkene |
Afb. 18 In Vrij Nederland van 23 februari 1980 werd gedetailleerd over het samenstellen van jury's bericht, mede naar aanleiding van zes korte mededelingen die een week eerder in Propria Cures stonden. (Vrij Nederland, 23-2-1980 en Propria Cures, 16-2-1980)
| |
Jan Arendsprijs
Eénmalige prijs, toegekend door de Stichting Amsterdams Fonds voor de Kunst, in plaats van de Multatuliprijs 1973 die door zijn voortijdige dood niet aan Jan Arends uitgereikt kon worden.
| |
| |
| |
Essayprijs van de gemeente Amsterdam
Jaarlijkse prijs, ingesteld in 1947 en tot en met 1971 toegekend voor een essay of bundel essays. In 1972 voortgezet als Busken Huetprijs.
1947 |
Fokke Sierksma voor Poëzie als ernst |
1948 |
niet toegekend |
1949 |
W.F. Hermans voor Fenomenologie van de pin-up girl |
1950 |
niet beschikbaar gesteld |
1951 |
niet toegekend |
1952 |
niet beschikbaar gesteld |
1953 |
niet toegekend |
1954 |
G.H.M. van Huet voor Lezen en laten lezen 1 en 2, en S. Vestdijk voor Essays in duodecimo |
1955 |
Dr. R. Jacobsen voor Kaleidoscoop en Dr. J.C. Brandt Corstius voor De nieuwe beweging |
1956 |
Jan Engelman voor Tweemaal Apollo en Mr. Evert Straat voor Levend verleden, Antonio Machado, Beschouwing en verantwoording bij de vertaling van Euripides' Herakles en voor zijn dagbladpublicaties op het gebied van de schaakkunst |
1957 |
Paul Rodenko voor Tussen de regels |
1958 |
Hélène Nolthenius voor Muziek in de kentering |
1959 |
Jeanne van Schaik-Willing voor Na afloop en Rob Nieuwenhuys voor De zaak Lebak na honderd jaar |
1960 |
niet beschikbaar gesteld |
1961 |
H.A. Gomperts voor De schok der herkenning en Piet Calis voor Napoleon op het Leidseplein |
1962 |
niet beschikbaar gesteld |
1963 |
J. Kamerbeek jr. voor Creatieve wedijver |
1964 |
niet beschikbaar gesteld |
1965 |
H.A. Gomperts voor De geheime tuin en H. Romijn Meijer voor Bij de dood van William Carlos Williams |
1966 |
niet beschikbaar gesteld |
1967 |
H. Drion voor Het conservatieve hart |
1968 |
niet beschikbaar gesteld |
1969 |
Rudy Kousbroek voor Revolutie in een industriestaat |
1970 |
niet beschikbaar gesteld |
1971 |
T.A. van Dijk voor Taal, tekst, teken |
| |
| |
| |
Busken Huetprijs
Tweejaarlijkse prijs, in 1972 ingesteld als voortzetting van de Essayprijs van de gemeente Amsterdam en in de oneven jaren uitgereikt door de Stichting Amsterdams Fonds voor de Kunst. Hij wordt toegekend voor een in de twee voorafgaande kalenderjaren gepubliceerd omvangrijk essay of bundel essays in de Nederlandse taal.
1973 |
Sybren Polet voor Literatuur als werkelijkheid. Maar welke? |
1975 |
Johan Goudsblom voor Balans van de sociologie |
1977 |
Kees Verheul voor Verlaat debuut en andere opstellen |
1979 |
Gerrit Komrij voor Papieren tijgers |
| |
Constantijn Huygensprijs
Meesterschapsprijs voor een geheel oeuvre, in 1947 ingesteld en jaarlijks toegekend door de Jan-Campertstichting.
1947 |
P.N. van Eyck |
1948 |
A. Roland Holst |
1949 |
J.C. Bloem |
1950 |
Geerten Gossaert |
1951 |
Willem Elsschot |
1952 |
niet toegekend |
1953 |
Martinus Nijhoff (postuum) |
1954 |
Jan Engelman |
1955 |
S. Vestdijk |
1956 |
Pierre Kemp |
1957 |
F. Bordewijk |
1958 |
Victor E. van Vriesland |
1959 |
Gerrit Achterberg |
1960 |
Anton van Duinkerken |
1961 |
Simon Carmiggelt |
1962 |
Hendrik de Vries |
1963 |
Jan van Nijlen |
1964 |
Abel J. Herzberg |
1965 |
Lucebert |
1966 |
Louis Paul Boon |
1967 |
Jan Greshoff |
1968 |
niet toegekend |
1969 |
Maurice Gilliams |
1970 |
Annie Romein-Verschoor |
Afb. 19 ‘Boontje, kom om uw loontje’, grapte burgemeester mr. H. Kolfschoten. (De Volkskrant, 7-4-1967)
| |
| |
1971 |
F.C. Terborgh |
1972 |
Han G. Hoekstra |
1973 |
Beb Vuyk |
1974 |
M. Vasalis |
1975 |
A. Alberts |
1976 |
Jan G. Elburg |
1977 |
Harry Mulisch |
1978 |
Elisabeth Eybers |
1979 |
Hugo Claus |
1980 |
Alfred Kossmann |
1981 |
Hella S. Haasse |
| |
Jan Campertprijs
Prijs voor een dichtbundel, in 1948 ingesteld en jaarlijks toegekend door de Jan-Campertstichting.
1948 |
Jan G. Elburg voor Klein t(er)reurspel |
1949 |
Michel van der Plas voor Going my way |
1950 |
Hans Lodeizen voor Het innerlijk behang (postuum) |
1951 |
Bert Voeten voor Met het oog op morgen |
1952 |
niet toegekend |
1953 |
Albert Besnard voor Doem en dorst |
1954 |
Nes Tergast voor Werelden; op principiële gronden niet aanvaard |
1955 |
niet toegekend |
1956 |
Remco Campert voor Met man en muis en Het huis waarin ik woonde |
1957 |
niet toegekend |
1958 |
niet toegekend |
1959 |
Sybren Polet voor Geboorte-stad |
1960 |
niet toegekend |
1961 |
Ellen Warmond voor Warmte, een woonplaats |
1962 |
Gerrit Kouwenaar voor De stem op de 3de etage |
1963 |
Ed. Hoornik voor De vis |
1964 |
Louis Th. Lehmann voor Who is who in Whatland |
1965 |
W. Hussem voor Schaduw van de hand |
1966 |
Hanny Michaelis voor Onvoorzien |
1967 |
Jozef Eyckmans voor Zonder dansmeester |
1968 |
Hans Vlek voor Een warm hemd voor de winter |
1969 |
Rutger Kopland voor Alles op de fiets |
1970 |
Hans Andreus voor Natuurgedichten en andere |
| |
| |
1971 |
Paul Snoek voor Gedrichten |
1972 |
Albert Bontridder voor Zelfverbranding |
1973 |
Hans van de Waarsenburg voor De vergrijzing |
1974 |
Hugues C. Pemath voor Mijn tegenstem |
1975 |
Eddy van Vliet voor Het grote verdriet |
1976 |
C. Buddingh' voor Het houdt op met zachtjes regenen |
1977 |
Hans Faverey voor Chrysanten, roeiers |
1978 |
Cees Nooteboom voor Open als een schelp, dicht als een steen |
1979 |
Roland Jooris voor Gedichten 1958-78 |
1980 |
Ed Leeflang voor De hazen en andere gedichten |
1981 |
Judith Herzberg voor Botshol |
Afb. 20 De eerste Haagse prijzen voor letterkunde werden door burgemeester Visser uitgereikt: aan Jo Boer (midden) de Vijverbergprijs 1948 voor proza, en aan Jan G. Elburg (rechts) de Jan Campertprijs 1948 voor poëzie. (Foto Simon E. Smit)
| |
Vijverbergprijs
Prijs voor een prozawerk, in 1948 ingesteld en tot en met 1977 jaarlijks toegekend door de Jan-Campertstichting. In 1978 voortgezet als F. Bordewijkprijs.
1948 |
Jo Boer voor Kruis of munt |
1949 |
niet toegekend |
1950 |
Josepha Mendels voor Als wind en rook |
1951 |
Theun de Vries voor Anna Casparii |
| |
| |
1952 |
niet toegekend |
1953 |
Albert Helman voor De laaiende stilte |
1954 |
Max Croiset voor Amphitryon |
1955 |
niet toegekend |
1956 |
Albert van der Hoogte voor Het laatste uur |
1957 |
niet toegekend |
1958 |
Marga Minco voor Het bittere kruid |
1959 |
Jos Panhuijsen voor Wandel niet in water |
1960 |
niet toegekend |
1961 |
Boeli van Leeuwen voor De rots der struikeling |
1962 |
Jan Willem Holsbergen voor De handschoenen van het verraad |
1963 |
Harry Mulisch voor De zaak 40/61, een reportage |
1964 |
Jacques Hamelink voor Het plantaardig bewind |
1965 |
Alfred Kossmann voor De smaak van groene kaas |
1966 |
Willem Frederik Hermans voor Nooit meer slapen; de laureaat weigerde de prijs persoonlijk in ontvangst te nemen en verzocht de Jan-Campertstichting het aan de prijs verbonden geldbedrag, groot f 2500, over te maken op girorekening 100200 van de actie ‘Eten voor India’, hetgeen geschiedde |
Afb. 21 Hermans weigert de Vijverbergprijs 1966. Een van de juryleden zou hem ooit ‘een literaire nietsnut’ hebben genoemd, zo wil een verklaring. (Het Parool, 10-3-1967)
| |
| |
1967 |
Jeroen Brouwers voor Joris Ockeloen en het wachten |
1968 |
Geert van Beek voor De steek van een schorpioen |
1969 |
Ivo Michiels voor Orchis militaris |
1970 |
Jaap Harten voor Garbo en de gebroeders Grimm |
1971 |
Bert Schierbeek voor Inspraak |
1972 |
Anton Koolhaas voor Blaffen zonder onraad |
1973 |
Kees Simhoffer voor Een geile gifkikker |
1974 |
William D. Kuik voor De held van het potspel |
1975 |
Daniël Robberechts voor Praag schrijven |
1976 |
Adriaan van der Veen voor In liefdesnaam |
1977 |
J. Bernlef voor De man in het midden |
| |
F. Bordewijkprijs
Prijs voor een prozawerk, in 1978 door de Jan-Campertstichting ingesteld als voortzetting van de Vijverbergprijs. Hij wordt jaarlijks toegekend.
1978 |
F.B. Hotz voor Ernstvuurwerk |
1979 |
Willem Brakman voor Zes subtiele verhalen |
1980 |
Oek de Jong voor Opwaaiende zomerjurken |
1981 |
Cees Nooteboom voor Rituelen |
Afb. 22 Burgemeester Kolfschoten deelt de Haagse prijzen voor 1967 uit. Links van hem Paul de Wispelaere, winnaar van de Essayprijs van de Jan Campertstichting, rechts van de burgemeester de winnaar van de Vijverbergprijs Jeroen Brouwers, daarnaast A. Roland Holst die de Constantijn Huygensprijs voor Jan Greshoff in ontvangst kwam nemen, en rechts de Haagse dichter Jozef Eyckmans die de Jan Campertprijs won. (Foto ANP)
| |
| |
| |
Essayprijs van de Jan-Campertstichting
Onregelmatig toegekende prijs, ingesteld in 1951 en voor het laatst toegekend in 1969. In 1978 voort gezet als J. Greshoffprijs.
1951 |
Hendrik de Vries voor gebundelde en ongebundelde poëziebeschouwingen |
1952 |
Pierre H. Dubois voor Een houding in de tijd |
1953 |
S. Vestdijk voor Essays in duodecimo |
1956 |
W. Jos de Gruyter voor Schouwend oog |
1963 |
Arthur Lehning ter waardering van zijn activiteiten in het belang der Nederlandse letterkunde |
1964 |
C.J.E. Dinaux voor zijn kritisch en essayistisch werk |
1967 |
Paul de Wispelaere voor Met kritisch oog |
1968 |
Jacques den Haan voor Een leven als een oordeel |
1969 |
J.J. Oversteegen voor Vorm of vent |
| |
J. Greshoffprijs
Prijs voor een essay of essaybundel, in 1978 door de Jan-Campertstichting ingesteld als voortzetting van de Essayprijs. Hij wordt ééns in de twee jaar toegekend.
1978 |
Maarten 't Hart voor De som van misverstanden |
1980 |
Andreas Burnier voor De zwembadmentaliteit |
| |
Nienke van Hichtumprijs
Ingesteld in 1964 door de Jan-Campertstichting. Werd aanvankelijk incidenteel, van 1971 tot 1976 jaarlijks en sedert 1977 tweejaarlijks toegekend aan de auteur van een jeugdboek voor lezers van 13 jaar en ouder.
1964 |
Gertie Evenhuis voor Wij waren er ook bij |
1971 |
Tonke Dragt voor Torenhoog en mijlenbreed |
1972 |
Jaap ter Haar voor Geschiedenis der lage landen |
1973 |
Paul Biegel voor De twaalf rovers |
1974 |
niet toegekend |
1975 |
Miep Diekmann voor Dan ben je nergens meer |
1976 |
niet toegekend |
1977 |
Wim Hofman voor Wim |
1979 |
Henk Barnard voor Laatste nacht in Jeque |
1981 |
Sonia Garmers voor Orkaan en Mayra |
| |
| |
| |
G.H. 's-Gravesandeprijs
Prijs voor bijzondere verdiensten op het terrein van de letterkunde, in 1978 door de Jan-Campertstichting ingesteld. Hij wordt incidenteel toegekend.
1980 |
Prof.dr. A.L. Sötemann, met name voor de uitgaven met betrekking tot J.H. Leopold en J.C. Bloem |
1981 |
Jozef Deleu voor zijn werkzaamheden ter bevordering van Nederlandstalige cultuur, met name door zijn hoofdredacteurschap van Ons Erfdeel |
| |
Burgemeester van Grunsvenprijs
Jaarlijkse cultuurprijs van de gemeente Heerlen, ingesteld in 1962. Hij wordt afwisselend beschikbaar gesteld voor letterkunde, schilderkunst, beeldhouwkunst, architectuur en toonkunst. Alleen de winnaars van de categorie letterkunde zijn hier vermeld.
1964 |
Bertus Aatjes |
1970 |
Ton Lutz |
1978 |
Piet Grijs |
Afb. 23 Net toen Piet Grijs de Burgemeester van Grunsvenprijs verdiende, schreef zijn alter ego Jan Eter over Prins Bernhard: ‘Híj bestal de zaak voor een paar miljoen dollar en liet een spoor van venerische ziekten achter’ en over Prinses Beatrix: ‘Zo weet ik zonder het te hoeven aanraken hoe het prinsesselijk gelaat voelt. Als een fietsband, iets te hard opgepompt.’ en toen ging het feest niet door. (Vrij Nederland, 9-12-1978)
| |
| |
| |
Piter-Jelles-priis
Tweejaarlijkse prijs, de letteren betreffende, genoemd naar de staatsman en Friese dichter Piter Jelles Traelstra en ingesteld door het gemeentebestuur van Leeuwarden. Wordt beurtelings verleend voor Friestalige en niet-Friestalige literaire activiteiten.
1974 |
Tabe Beintema voor zijn activiteiten als Fries auteurvertaler, boekverkoper en uitgever |
1976 |
Theun de Vries voor de Nederlandse vertaling van In Memoriam van D.A. Tamminga |
1978 |
Sjoerd van der Schaaf voor zijn Skiednis fan de Fryske Beweging |
1980 |
Hartog Beem voor zijn publicaties over het joodse leven in het algemeen en het bijzonder die over de joodse gemeenschap in Leeuwarden |
| |
Anna Blamanprijs
Jaarlijkse prijs, ingesteld in 1965 en vanaf 1966 uitgereikt door het Anjerfonds, bestemd voor dichters en schrijvers afkomstig uit het Rijnmondgebied.
1966 |
Adriaan van der Veen voor Een idealist |
1967 |
W.A. Wagener voor zijn gehele oeuvre |
1968 |
Bob den Uyl voor Een zachte fluittoon |
1969 |
Leyn Leynse voor Afrika sterft in den vreemde |
1970 |
niet toegekend |
1971 |
Herman Romer voor Voor de liefhebbers |
1972 |
niet toegekend |
1973 |
niet toegekend |
1974 |
Jacobus P. Bos voor De dagelijkse geest |
1975 |
niet toegekend |
1976 |
niet toegekend |
1977 |
niet toegekend |
1978 |
niet toegekend |
1979 |
niet toegekend |
1980 |
niet toegekend |
1981 |
Cornelis Bastiaan Vaandrager om zijn dichtbundel Met een vleeswagen naar Parijs te voltooien |
|
|