[Karel van de Woestijne]
Woestijne, Karel van de -, 1878-1929, geb. te Gent als zoon van een ketelslager, Flamingant, werkte mee aan de tweede reeks van Van Nu en Straks, woonde met zijn broer, de schilder Gustaaf, van 1898-1904 te Sint-Maartens-Latem aan de Leie, ten W. v. Gent, het Vlaamse Barbizon. Hij werd ambtenaar te Brussel en tevens correspondent voor de Nw. Rott. Ct..; in 1921 hoogleraar in 't Ned. te Gent. Als dichter volgeling van Kloos in zijn eerste werk: Het Vaderhuis, 1903. Wordt gehouden voor de grootste Vlaamse moderne dichter na Gezelle om zijn verzen in de trilogie: De Modderen Man, 1921; God aan zee, 1926 en Het Bergmeer, 1928. In zijn Laethemsche brieven over de Lente, 1902, geeft hij indrukken uit de tijd van zijn verblijf aldaar. Ander prozawerk is Janus met het dubbele voorhoofd, 1908, en De bestendige aanwezigheid, 1918, symbolische bewerking van klassieke verhalen, van overleveringen en heiligenlevens. In laatstgenoemde bundel De Boer die sterft, die op zijn sterfbed weer zijn gehele leven doorleeft. Zijn Kunst en Geest in Vlaanderen, 1911 bevat kritiek; zijn Interludiën (tussenspelen), 1912-1914, zijn dichterlijke vertellingen uit de Gr. mythologie als De Paarden van Diomedes, De Terugtocht (Orpheus en Eurydice), Adonis, een woudspel. Zijn kritieken Over Schrijvers en boeken, na zijn dood uitgegeven door het Woestijne-Genootschap. Ook bewerkte hij de Ilias in proza. Met Herman Teirlinck zette hij een grote roman in briefvorm op, De Leemen Torens; nadat het werk 10 jaar was blijven liggen, schreef V.d. Woestijne een afsluitend hoofdstuk, 1928. In 1939 onthulling van de gedenksteen te Latem. Als dichter moeilijk verstaanbaar; individualist als Boutens. In het Panorama heet het van zijn Interludiën van 1912 ‘twee gedichtenbundels, met ingewikkelde, beeldrijke woordenpracht’.
Opstellen over hem van Marnix Gijsen, 1921; van Joris Eeckhout, 1926 en '30; van U. v.d. Voorde, 1934. M. Rutten, De lyriek van Van de Woestijne, 1935. Er verschenen bloemlezingen v. zijn werk v. Greshoff, 1928; van Bernard Verhoeven, 1941, met karakteristiek. Studie over Leven en Werken I, 1942, door P. Minderaa; proefschrift. Marginalia bij het leven en werk door F. v. Toussaint van Boelaere, 1944. Nieuwe studie door A. van Cauwelaert, 1946.
In zeven delen zal het complete werk van Karel van de Woestijne verschijnen. De redactie bestaat uit Raymond Herreman, Dr. P. Minderaa, Maurice Roelants, Herman Teirlinck en Prof. Mr. P.N. van Eyck, 1947.