[Urbain van de Voorde]
Voorde, Urbain van de -, geb. 1893 te Blankenberge, Vlaams dichter en schrijver, o.a. van een studie over Guido Gezelle, 1926. Daarin een beschouwing tot verklaring van Gezelle's jarenlang stilzwijgen als dichter, niet omdat de kerkelijke overheid hem tegenwerkte, doch voortvloeiende uit zijn eigen gesteldheid. Hij haalt daarbij Gezelle's gedicht aan, voor Eugeen van Oye, zijn vriend, onder de titel:
DIEN AVOND EN DIE ROOZE,
met als slot:
Noch nooit een blom zoo schoon,
gezocht, geplukt, gelezen,
als die dien avond blonk op u,
Ofschoon, zoo wel voor mij als u,
- wie zal dit kwaad genezen! -
een uur bij mij, een uur bij u,
niet lang een uur mag wezen;
ofschoon voor mij, ofschoon
die rooze, al was 't een roos van u,
niet lang een roos mocht wezen;
toch lang bewaart, dat zeg ik u,
't en ware ik 't al verloze,
mijn hert drie dierbre beelden: u,
dien avond - en - die rooze!
Verder schreef V.d. Voorde Gezelle's Eros, 1926, 2e druk ‘met enkele kleine correcties’, 1943; Charles de Coster, 1930; Van de Woestijne, 1934. Zijn werk gebundeld als Kritiek en beschouwing, waarin ook een studie over Ruusbroec, 1934. Sonnetten. Kwam op tegen de expressionisten. Zijn Modern, al te modern, is een kritiek der Vlaamse poëzie van 1923-'30; Keerend Getij behandelt de jaren van 1931-'41.