tussen Karel I en het Engelse volk behandeld. Beide romans geschreven na diepgaande studie en zorgvuldig bewerkt.
In 1878 trok Schimmel zich terug uit de zaken. Hij had in 1875 zijn historische roman Sinjeur Semeyns geschreven, voortgezet in De Kapitein van de Lijfgarde, 1888, met Willem III als hoofdpersoon, waarin Schimmel zich toont in al zijn kracht.
Van zeer grote betekenis is Schimmels werk voor het burgerlijk toneel: Schuld en Boete, 1852, en voor het historisch drama. Na zijn stukken over Napoleon in 1857 Juffrouw Serclaas, naar zijn eigen roman Een Haagsche Joffer; in 1859 Het Kind van Staat, beide in proza; in 1868 Struensee. Vooral in het laatste stuk de uitbeelding van de karakters, in de eerste plaats Struensee zelf, een Duitser, die alvermogend minister van Denemarken wordt, doch te gronde gaat. Nog meer geslaagde karakteruitbeelding in De Towerkat, 1880, drama ontleend aan de roman van Mylady Carlisle. De Kat van de Tower, Nel, het verwaarloosde meisje, blijkt een nichtje te zijn van Mylady Carlisle. Het stuk speelt in 1645-'46 tijdens de opstand van Cromwell tegen Karel I.
Voor rederijkers had Schimmel dramatische gedichten geschreven. Gondebald, 1848, d.i. de moord op Bonifacius; Anna Boleyn, 1849. Hij was zelf in zijn jonge jaren een ijverig lid van Achilles geweest.
In 1876 dichtte hij de Cantate bij de onthulling van het standbeeld van Thorbecke; muziek van Nicolaï.
In zijn zedenroman Het gezin van Baas van Ommeren, 1870, schilderde Schimmel het volksleven.
Naast al dit werk is Schimmel van betekenis als criticus in De Gids, 1851-'67 redacteur. Als dramaticus staat hij geheel op romantische bodem; hij brengt op het toneel historische romans in de geest van Walter Scott; door het publiek werden zijn stukken als De Twee Tudors en Joan Woutersz beter ontvangen dan door de kunstrechters. Sedert 1854 was Schimmel ook redacteur van Nederland; 1854-'67 en '82-'86. Van Elsevier sedert 1891. Hij beschreef zijn eigen geschiedenis in Jan Willems Levensboek, 1896.
Het Levensbericht van Schimmel werd geschreven door Mr. Van Loghem, 1906; Herman Robbers schetste zijn beeld in de Mannen van Beteekenis, 1907.
Over Dramatisch werk van Schimmel in verband met het Amst. tooneelleven een studie van Dr. B. Hunningher, 1931; deze toont aan, dat Schimmel bij zijn eerste optreden geheel onder invloed stond van de F. romantiek van Victor Hugo en Casimir Delavigne.
Corn. Maria de Beaufort gaf in 1943 haar proefschrift uit over Schimmels historische romans.