Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid
(1952)–K. ter Laan– Auteursrecht onbekend[Psalmberijmingen]Psalmberijmingen; zie Souterliedekens. Jan Utenhove berijmde 25 psalmen te Londen; herdrukt 1557 en '59; honderd psalmen 1561; daarna de volledige verzameling, 1566. Dathenus, gereed 1565, op de wijze van Claude Gaudimel; verdrong weldra Utenhove; zijn psalmen zijn ‘de schat des volks’ geworden. Nog in 1891 gaf Van der Pijl te Kruiningen ze uit in 16e eeuwse spelling. zie Marot. Van 1565 zijn ook de psalmen van Lucas de Heere op de wijzen van Marot. Verder Willem van Haecht, 1579; (Luthers). Marnix van St. Aldegonde, 1581. In de 17e eeuw meer dan 40 berijmingen: Antonius de Huybert of Hubert, uit Zieriksee, 1624; Camphuysen, 1630; Jeremias de Decker; Revius, 1640; Sweelinck; Adriaen Smout, 1644; Dr. Reinier Rooleeuw te Amsterdam, Collegiant; Geldorpius, d.i. Henricus Geldorp, 1644; Johan de Brune, in rijmloze verzen 1644; Mr. Cornelis Boey, 1608-'65, uit Zieriksee, 1648; met lofdicht van Cats voor de 2e druk, 1659; Christiaan van Heule, wiskundige te Leiden, 1649; Conradus Goddaeus, 24 psalmen op versmaten van Horatius; J. Westerbaen, 1656; Ant. Deutekom te Utrecht, met onveranderde tekst van de Statenbijbel, 1657; Mr. Aernout van Overbeke, voor de Luthersen 1663; Jacobus Clerquius, 1664; Hermes Celosse, predikant te Ridderkerk, ried aan van alle berijmingen het beste te nemen, 1665; Hendrik Disselburg, 1666, gedeeltelijk rijmloos; Christoffel Pierson, De versnaarde koningsharp, 1679; Mr. Samuel van Huls, secretaris van Willem III, 1682; Johannes Roldanus, 1685; W. v. Haeght, 1686; Abraham Trommius, 1695; Lodenstein; Willem Sluyter, 1661; Gysbert Japiks, 52 psalmen in het Fries, waarbij Ds. Jan Althuysen | |
[pagina 422]
| |
in 1755 de overige voegde; Hendrik Bruno, op de wijze van Dathenus, 1656; Vondel, Harpzangen, 1657; Heiman Dullaert; Joannes Six van Chandelier, 1674; Jan van Duisberg, 85 psalmen, met muziek, 1680, Joachim Fransz. Oudaen, 1680, op wijzen van Remigius Schrijver, organist te Middelburg; 2e deel 1681, zonder muziek. Als wegbereider voor een betere berijming trad in 1686 Hendrik Ghysen op, voorzanger in de Amstelkerk, met zijn Honigraat der Psalmgedichten. Hij nam namelijk het beste uit 17 psalmboeken: Datheen, Marnix, De Hubert, Camphuysen, Geldorpius, Revius, Boey, Van Heule, Westerbaen, Bruno, Clercquius, Celosse, Disselburg, Six, Van Huls, Oudaen, Roldanus en volgde aldus Celosse's raad op. In de 18e eeuw kwamen er niet zoveel berijmingen meer: François Halma, 1707; Dirk Smout, 1710; Ds. Mattheus Gargon, 1711; Mr. Pieter de Groot, nagelaten berijming, 1724; Jan van Belle, schoolmeester te Haarlem, 1733; Pieter van Gunst, plaatsnijder, 1736; Frederik Duim, 1742. Willem van Haren berijmde een aantal psalmen op aandrang van de griffier Fagel, 1762. Andreas Andriessen en Guépin kwamen met bezwaren tegen de psalmen van Datheen. Daarop volgde het werk van Laus Deo; zie daar; 1760. In 1763 kwam de bewerking van Johannes Eusebius Voet en zijn naamloze medewerkers, volgens Te Winkel de beste, die ooit verschenen is. In 1772 werden 9 predikanten door de synoden aangewezen; daarbij Ahasuerus van den Berg, Rutger Schutte, J. v. Spaan, Josua van Iperen; voor de S.G. was o.a. P.L. v.d. Kasteele aanwezig. In 1773 was het werk voltooid: 10 van Ghysen, 82 van Voet, 17 van Van Merken, 7 van Van Winter, 8 van Roullaud, 5 van De Bosch, 9 van Pater. De nieuwe berijming van 1773 werd voorbereid door Dr. Voet in Den Haag, Ds. Schutte te Amsterdam en het genootschap Laus Deo; ingevoerd 1774. Begroet met een groot gedicht van Bernardus Bosch en met een lofdicht door Jonas Andries Repelaer: 't Verhemelend Koorgezang van onze Psalmpoëeten
Doe elk Datheen welhaast geheel en al vergeten.
Maar in Vlaardingen en Maassluis kwam het tot opstootjes, het Vlaardings Zanggeschil, 1775-'78. Zo ook op Walcheren. J. v. Iperen schreef 1777-'78 de Historie van het Psalmgezang; L. Knappert over de Oude Psalmberijmingen, 1905. In 1936 verscheen een nieuwe berijming van Ds. Hasper, naar het Hebreeuws, met de melodieën van Louis Bourgeois, 1500-'72. Nieuwe bewerking van de Psalmen en Gezangen voor de Ned. Herv. Kerk door de Synode van 1938 aangenomen. In 1943 gaf de dichter Gabriël Smit XL Psalmen uit, vertaald uit de Hebreeuwse tekst. De berijming van Ds. Hasper aanvaard door de Ger. Kerk, 1949, doch niet door de N.H. Kerk, die zich in 1937 heeft verplicht geen nieuwe bundel aan te nemen. In Z. Afrika de Psalmberijming van Totius; zie J.D. du Toit. Zo bij hem 't Hijgend hert van Ps. 42: Soos 'n hert in dorre streke
skreeuwend dors na die genot
van die helder waterbeke,
skreeu my siel na U, o God!
|
|