[Maatschappij tot Nut van 't Algemeen]
Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, opgericht door Jan Nieuwenhuyzen, Doopsgezind leraar te Monnikendam, 1784, tot verspreiding van meer kennis; deed ontzaglijk veel voor de verbetering van het onderwijs. Had weldra ‘departementen’ in 't gehele land.
Gaf 1788-1807 een vijftal boekjes uit met Volks-liedjens, tot veredeling van de volkszang, tot bestrijding van het straatlied en tot opwekking tot deugdzaamheid en berusting:
Ik juich in mijn gezegend lot:
Aan rang en rijkdom, buiten God,
Heeft niemand ooit genoeg.
Herhaaldelijk gedrukt, ofschoon voor het grote merendeel ‘armzalige voortbrengselen van magere vernuften’, zonder verheffing, pruikerig deftig, braaf, met ‘een popachtige smaak’.
In het 5de stukje, 1807, het lied van
Colijn, een brave boerenzoon,
Het puikje van de dorpelingen,
Arbeidzaam, welgemaakt en schoon,
Dorst naar Lisettes hand te dingen.
Onder de dichters A. Fokke, A. Loosjes en M. Nieuwenhuyzen; de overigen geheel vergeten.
In 1827 schreef het Nut een prijsvraag uit voor nieuwe volksliederen. Withuys kreeg de gouden medaille voor 7 stukjes; Mr. C.P.E. Robidé van der Aa de zilveren voor een viertal. Uitgegeven 1835. Ontplooide zich bijzonder in de 2e helft der 19e eeuw onder invloed van de Liberale Partij en van de Modernen.