Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid
(1952)–K. ter Laan– Auteursrecht onbekend[Latijn]Latijn, de schrijftaal, die tot de 13e eeuw bijna uitsluitend gebezigd werd: Jacob van Maerlant en Stoke, zijn vriend,
Twee mannen van helder verstand,
Schreven niet langer 't geleerde Latijn,
Maar kozen de taal van het land.
Ook de spreektaal onder gestudeerden. Zo getuigt in 1237 Menko, abt van Wittewierum, van zijn voorganger Emo, dat hij keurig Latijn sprak, maar niet welsprekend was in de volkstaal en daarvan ook niet hield. Een poging om het onderwijs aan de Leidse hogeschool, toen nog de enige, in het Nederlands te doen geven, werd gedaan door de Kamer In Liefde bloeyende; zie daar. Deze poging mislukte geheel, evenals het plan van Samuel Coster met zijn Nederduytsche Academie. Tot in 't midden der 19e eeuw bleef het Latijn in gebruik bij de colleges aan de hogescholen en bij promoties; doch Simon Stevijn onderwees reeds in 't Ned. Zie ook Hugo de Groot. |
|