Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid
(1952)–K. ter Laan– Auteursrecht onbekend[Johannes Kinker]Kinker, Johannes -, 1765-1845, zoon van een fabrikant te Nieuwer-Amstel, student te Utrecht en lid van Dulces, 1782; ging om met Bellamy en diens kring, al behoorde hij er zelf niet toe. In 1785 gaf hij een bundeltje anakreontische poëzie uit, deels rijmloos: Mijne Minderjaarige Zangster, gewijd aan de liefde. Een der stukjes, De Taal der Meisjes, is bekend gebleven: Loop heen, zei Niesje,
maar al lachend, tegen Piet:
Piet ging, want hij verstond
de taal der meisjes niet.
De Vaderlandsche Letteroefeningen prezen de verbeeldingskracht en het vernuft van de dichter, maar ze vonden hem toch al te ‘dartel’; De Recensent beschuldigde hem van onzedelijkheid; Kinker nam Bilderdijk als advocaat en begon een proces, dat hij echter verloor. In zijn kracht is Kinker in de letterkundige parodie. Reeds had hij in de voorrede van de Zangster de sentimentele dichters bespot; in hetzelfde jaar 1785 maakte hij een parodie op de deftige alexandrijnen van De Eigenbaat van Bernardus Bosch, naamloos verschenen. Van 1787 is zijn Orosman de Kleine, parodie van Zaïre van Voltaire, een treursel vol hoogdravendheid, strijd tussen godsdienst en liefde bij de favorite van sultan Orosman. Nu is Zaïre een poesje; de rhetoriek van de F. dichter wordt een poppekastvertoning. In 1778 kwam De Post van den Helikon, weekblad tegen de sentimentelen en tegen de dichtgenootschappen: Mercurius vertelt op boertige toon al wat er op de Helikon geschiedt en er was een kaart van de Nederl. Helikon bij met de Sentimenteele Weg, de Brievenlaan, het Oratorie-kasteel enz. Er verschenen 40 nummers, waarin de rijmelaars werden bespot en kritiek geoefend werd op Nomsz, Elizabeth Post, Nieuwland e.a. In 1778 vestigde Kinker zich als advocaat in Den Haag. Bilderdijk werkte met hem mee aan de Post van den Helikon met romances en met zijn aandeel aan de parodie van Alrik en Aspasia van Feith. Aan Bilderdijk droeg hij zijn eerste ernstig bedoelde drama op: Van Rots, in 5 bedrijven in proza, een zonderling al te romantisch stuk, 1789. Daarop volgde in alexandrijnen Clelia, 1792, een Christin, verliefd op de Kalif van Egypte. Kinker ging 1793 naar Amsterdam. Hij ontmoette er M.C. v. Hall in ‘Concordia et Libertate’, het ‘Kezengezelschap’; daar waren ook C. v. Lennep, Pieter van Winter, Richeus van Ommeren en vele andere Patriotten. Hij werkte mee aan het tijdschrift Janus Verrezen, 1795-'98; aan De Arke Noachs, 1799, en met Helmers en Loots aan Sem, Cham en Japhet, 1800. Kinker gaf verder weer een 3-tal dramatische parodieën in het licht; hij schreef een treurspel Almanzor en Zehra, 1804, een vorstenschool; hij gaf vertalingen van Shakespeare en Schiller, o.a. De Maagd van Orleans, 1807, met de bedoeling Iffland en Kotzebue van het toneel te verdrijven. In zijn eigen lyrische gedichten toont zich de invloed van Schiller, Klopstock en Herder. Hij schreef in 1801 een zinnespel, Eeuwfeest bij den aanvang der 19e Eeuw; 15 maal opgevoerd in de Schouwburg. Daarop maakte hij zelf een parodie: De Menschheid in het Lazarushuis. Kinker beantwoordde de Brieven aan Sophie van Feith (zie daar) met Brieven van Sophië, 1807, in de geest van Kant en de godsdienst der Rede. Hij bleef de vaan der Verlichting trouw; Feith kwam niet weer tegen zijn spot op. Kinker dichtte een aantal Kantiaans-wijsgerige verzen. Maar ook Stille Bemoediging bij de Inlijving van Holland, 1810, in de geest van Helmers en Loots. Van 1815-'17 was Kinker redacteur van het ts. De Herkaauwer, van belang voor 't geestelijk en staatkundig leven, verdediger der Verlichting. In 1817 werd hij op aanbeveling van Falck hoogleraar in 't Ned. en in de Gesch. te Luik; hij deed er tot 1830 zijn best voor de bevordering der eenheid tussen Noord en Zuid. Na 1830 ambteloos te Amsterdam. In zijn nalatenschap vond men De dood | |
[pagina 270]
| |
van Minette of het Eerste Jaar der Turksche Vrijheid; daarin een parodie op de Marseillaise, op de vrijheidsbomen en de rechten van de mens. Hij is ook de schrijver van de Proeve eener Holl. Prosodie, bekroond door de Bataafsche Maatschappij, gedrukt 1810. Bestrijder van Bilderdijk. Kinkers leven beschreven door M.C. v. Hall, 1850; Kinker als wijsgeer, 1864, van Prof. v.d. Wijck. Zijn Verspreid en onuitgegeven Dicht en Ondicht werd naar tijdsorde gerangschikt en toegelicht door J. v. Vloten, 1877. (Eigenbaat, Orosman, Alrik en Aspasia, Post van den Helikon en Machteld van Velzen.) Daarin ook de kaart van de Helicon herdrukt. |
|