Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid
(1952)–K. ter Laan– Auteursrecht onbekend[Horatius]Horatius, 65-8 v. Chr., beroemd Romeins dichter uit Venusia in Apulië; Virgilius stelde hem voor aan Maecenas en deze aan Keizer Augustus. Van hem bleven bewaard de Oden, Satiren en Brieven, onder welke laatste de Ars poëtica, de leer der Dichtkunst. Dit geschrift werd als de hoogste wet beschouwd en had de allergrootste betekenis voor de Renaissance-dichters. Daniël Heinsius en Vossius volgden de voorschriften van Horatius voor de dichtkunst en vooral voor het toneel. Vondel verwees er naar in zijn Aenleidinge; hij droeg zijn prozavertaling van Horatius' Lierzangen in 1654 op aan de ‘kunstgenooten van Sint-Lukas,’ die hem kort te voren als dichter gekroond hadden. | |
[pagina 234]
| |
De wetten voor het toneel werden algemeen bekend door deze vertaling. Maar reeds in 1641 was Jan Vos daartegen opgekomen door zijn treurspel Aran en Titus en in 1665 deed hij het in de Voorrede van Medea. Daar verwierp hij de eenheden van plaats en tijd; hij wilde de dingen zoveel mogelijk naar het leven vertonen. Nil wierp al zijn beschouwingen weer ondersteboven; Mr. Andries Pels schreef in 1677 Horatius Dichtkunst op onze tyden en zéden gepast; daarin werden die oude voorschriften de nieuwe wet voor toneel en dichtkunst. zie poëtiek. Oudaen schreef Aanmerkingen op het werk van Pels; die werden echter pas in 1713 gedrukt. De Oden van Horatius werden vertaald door Antonides; Zinnebeelden uit Horatius door Antonides' vader Anthony Jansen. De eerste vertaler van Horatius was Cornelis van Ghistele geweest, die reeds in 1559 de Satiren overbracht in 't Ned. Coornhert vertaalde de bekende ode Beatus ille en nam die op in zijn Liedtboeck. |
|