Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid
(1952)–K. ter Laan– Auteursrecht onbekend[Geuzenliederen]Geuzenliederen weerklonken dadelijk na de aanbieding van het Smeekschrift der Edelen, 1566: Ick hope dat den tijdt noch comen sal
Dat men sal roepen overal,
Eendrachtich voor een leus,
Als Brederode met blijden gheschal:
Vive, vive le Geus!
En al dra klonk de Geuzenmars van Arent Vos: Slaet opten trommele, van dirre dom deyne,
Slaet opten trommele, van dirre dom deus,
Slaet opten trommele, van dirredom deyne,
Vive le Geus is nu de leus!
Verscheiden Geuzenliederen zijn berijmde nieuwstijdingen over Heiligerlee, Egmond en Hoorne, Bossu enz. zie Tiende Penning en het Wilhelmus. De Geuzenliederen zijn in bundels uitgegeven, o.a in 1581, 1588 en 1603; daardoor bleven ze bewaard. Ze waren een bezielende kracht in de strijd tegen Spanje; de tegenpartij hoopte op de koning: Die coninck compt ut Spaengiën,
Dan sal hy se straffen alle ghelijck....
Laet varen de Guesen met hunne luesen,
Godt bringhe den coninck te lande.
Enkele dichters van geuzenliederen zijn bekend: Joris Sylvanis, predikant te Antwerpen; Jan Cooman van Delft; Pieter Sterlinckx van Heenvliet; Jan Fruytiers; Willem van Haecht; Laurens Jacobsz. Reael, † 1601. Het Geuzenliedboek uitgegeven door H.J. van Lummel, 1872-'74, en opnieuw uit de nalatenschap van E.T. Kuiper door P. Leendertz Jr., 1924-'25. Aanvankelijk werden de Geuzenliederen op losse blaadjes uitgegeven en langs de huizen gevent. Verschillende van deze liederen waren ook reeds opgenomen in Van Vlotens Geschiedzangen, 1852-'64. In 1941 een nieuw Geuzenliedboek, gedichten uit de Oorlogsdagen, met in 1944 het derde vervolg, verzorgd door Van Randwijk, Muus Jacobse en Jan H. de Groot. In 1947 Oude en Nieuwe Geuzenliederen, van Yge Foppema. Er is een studie over Het Nieuwe Geuzenlied opgenomen in de Steekproeven van Stuiveling, 1950. ‘Bij de schrijvers van verzetswerk treft men enkele begaafde dichters aan en onder dat verzetswerk zelfs enkele geslaagde gedichten.’ |
|