Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid
(1952)–K. ter Laan– Auteursrecht onbekend[Bardenzangen]Bardenzangen, tot opwekking en versterking van de volksgeest, begonnen onder invloed van Ossian in Duitsland met Gerstenbergs Gedicht eines Skalden, 1766. Daarna kwamen de z.g. Keltische Oden van Klopstock en diens dramatisch gedicht Hermannsschlacht, 1769; daar ook voor 't eerst de naam bardiet = bardenzang. Terzelfder tijd de lyrische Hermannstrilogie van Rhingulph, dat is de bardennaam van Kretschman. Bij ons kwamen het eerst de Bardietjes van J.H. Swildens; zie daar; 1779. 't Bekendst werd het Vaderlandsch Lied voor de Patriotsche Juffer, naar Klopstock bewerkt: Ik ben een Neerlandsch maagdje!
Mijn oog ziet vrij en zoet zijn blik.
Ik heb een hart,
Een edel hart! en fier en goed!
Ook J.P. Kleyn en Ockerse dichtten bardietjes. Van Warnsinck nog een Bardenzang in 1831. 't Meest bekend werd de Bardenzang in de aanhef van De Hollandsche Natie. Ook nog Bardenzangen in Helmers' Nagelaten Gedichten. De barden waren de dichters en zangers bij de Kelten; in de voorstelling van deze D. en Ned. dichters waren het Germanen. |
|