[Maria de Witt]
WITT (Maria de) was niet, gelijk mr. Scheltema meende, de echtgenoot van Diderick Hoeufft, heer van Fontaine Peureuse, maar de dochter van Thomas de Witt en van Jacomine Thibouts, te Dordrecht geboren 20 Nov. 1622 en den 16den April 1643 gehuwd met Gooswijn Houffslager Heuricksz., raad te Dordrecht, gestorven 1644, één zoon nalatende. Zij was dichteres. Een harer gedichten is onder de Mengeldichten van J. Cats opgenomen.
Cats beantwoordde dit gedicht en noemde haar in dit antwoord Eene eerbare konstrycke Jonckvrouw. Het blijkt dat zij ook Latijnsche gedichten vervaardigde. Bij haar afsterven vervaardigde J. van Someren een krachtigen lijkzang.
Zie Scheltema, Geschied. en Letterk. Mengeing, D. III. St. III. bl. 108; Schotel, Letterk. Avondst., bl. 147; Balen, bl. 1326; Cats, Mengeld. (uitg. v. Feith), D. X. bl. 52; van Someren, Uitsp. d. Vernuft.