Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 20
(1877)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Jacob Witsen of Witsz]WITSEN of WITSZ (Jacob), afstammeling van een aanzienlijk geslacht en zoon van Hendrik Jansz. WitsenGa naar voetnoot1), | |
[pagina 353]
| |
was de stamhouder van het later zoo vermaarde Amsterdamsche geslacht van dien naam. Hij vestigde zich daar om koophandel te drijven en huwde Alyt of Alida Gerbrands, die hem 6 kinderen schonk. Zijn zoon Gerrit Witsz of Witsen was schepen, en in 1609, 1612, 1613, 1615; 1616, 1620, 1621 en 1625 burgemeester van Amsterdam. Dezelfde waardigheid bekleedde ook zijn achter-kleinzoon Cornelis Jansz. Witsen, in 1606 te Amsterdam geboren, in 1653, 1658, 1662, 1667 burgemeester, in welk laatstgenoemde jaar hij deze waardigheid met die van hoofdschout verwisselde. Wij vinden zijne titels opgenoemd in de aan hem in 1665 opgedragene Gezantschapsreize van Joan Nieuhof naar China. Zijn naam werd zelfs gegeven aan een Nederlandsch fort op de Grein- of Olifants-kust in Afrika, op eene plaats vroeger Tacaroy of Tacorary genoemd, doch ter zijner eere herdoopt in Fort Witsen. Wagenaar heeft in zijn Amsterdam, zijn portret naar de schilderij op de krijgsraadkamer te Amsterdam geteekend en door Houbraken gesneden, opgenomen. Wat meer is, van Loon nam in zijne Nederl. Gedenkpenningen twee penningen op ter zijner eere geslagen. Zijne spreuk was: candide et cordate (opregt en kloekmoedig). Hij huwde Catharina Opsie, dochter van Lambert Lambertsz. Opsie en Grietje Gerbrands, die hem 5 zonen schonk. Een van deze was Cornelis Cornelisz. Witsen, kapitein in dienst der algemeene staten, een dapper held, gelijk bleek in de verdediging van het Huis Kronenburg bij Loenen tegen de Franschen in 1672 en uit zijn manmoedig gedrag in den slag bij Senef. Hij deed ook vele reizen in de landen ten Oosten en ten Zuiden van de Middellandsche zee. Hij droeg (zegt men) gelijk vele andere reizigers ‘het wapen van Jeruzalem met dat van Bethlehem, nevens een gekruisten Christus in zijn vel van zijn arm, en overleed ongehuwd, in den ouderdom van 36 jaren, aan de gevolgen van een val van het paard. |
|