[Roemer van Wesel]
WESEL (Roemer van), zoon van mr. Dominicus Booth van Wesel en Anna Roemer Visscher, studeerde te Leiden in de rechten (1647), vestigde zich als advocaat voor den hove van Holland in den Haag en beoefende de Nederduitsche poezy.
Men vindt in gedichten van hem: Request aan de Maagdenraad; De lydende Christus, treurspel, vertoont tot Londen; Geestelyke bedenking op de verwoesting tot Delft in Bloemkrans van verscheiden gedichten. Amst. 1650.
In honorem Principis Guilielmi Henrici, ob Graviam receptam Epigramma, op het veroveren enz. 's Grav. 1674. (Lat. en Holl.) in plano.
Op de afbeelding van Corn. Tromp. 's Grav. 1673. Ook schreef hij in de Dordsche Kraam onder den naam van Romane.
Vollenhove noemt zijn dichtlust eene erfziekte van zijn geslacht. Hij huwde in 1655 Maria van Nerven Willemsdr. te Delft.
Zie Balen, Beschr. van Dordrecht, bl. 1271; Scheltema, de dochters van R. Visscher, bl. 346; van Doorninck, t.a.p. No. 2281, 2522, 3357.