gehuwd met Machteld Oem, vrouwe van Barendrecht. Haar zoon Philips van Wassenaer was medeplichtig aan den moord van jonkvrouw Aleid van Poelgeest, in den nacht van den 21 op 22 Sept. 1390, op het hof te 's Gravenhage. Hierop verliet hij voor eenigen tijd het land, doch schijat zich weldra weer verzoend te hebben, wijl hij in 1399, gelijk gewoonlijk het recht van magistraats bestelling te Leiden uitoefende. Daar hij in den twist tusschen Jacoba van Beyeren en haar oom, hertog Jan van Beyeren, de zijde der eerstgemelde hield, werd Leiden, schoon door hulp van den Utrechtschen bisschop Frederik van Blankenheim merkelijk versterkt, geweldadig ingenomen en Philips van het burggraafschap ontzet, behoudende alleen den bargt, de leenmannen, de zwanen, het hopgeld, het gruitgeld, de visscherijen en de Wassenaarsche tollen. Daarenboven beroofde hem zijn eigen zoon Hendrik van zijne heerlijkheid Wassenaar, terwijl Jacob, heer van Abcoude en Gaesbeek, hem eerst in Schoonhoven eenigen tijd gevangen hield en vervolgens naar Wijk te Duurstede voerde, waar hij verscheidene jaren in een ruime gevangenis bewaard werd en in 1428 zijn dagen eindigde. Zijn lijk werd in het klooster der Predikheeren begraven. Hij liet bij zijn echtgenoote Maria, dochter van Jan van Egmond en Geerte van Amstel, vrouwe van IJsselstein, kinderen na.
Zie behalve Te Water, Verb. d. Edelen, (Reg.) van Leeuwen, Bat. ill., Hoogstraten, Kok, Wagenaar, Arends, Orlers, Beschrijv. v. Leiden, Musketier Vergenst, Dissert. de Burggraviatu Leidens.; Schotel, de Burgt te Leiden; B. van den Dycke, Orat. funeb. in obit. Henric. Bar. de Wassen. et Warmont. Traj. ad Mos. 1709. 4o. met wapens; Pars, Katw. Oudh.