[Pelgrim die Vos van Steenwijk]
VOS VAN STEENWIJK (Pelgrim die), Heer van Putten, zoon van Hendrik en Margaretha van Uyterwich, kleinzoon van Pelgrim die Vos van Steenwijk, en de erfdochter van het magtige geslacht van Putten, werd in 1461 geboren, erfde den haat van zijn geslacht tegen die van Kampen, en zich de algemeene verdeeldheid ten nutte makende, vierde hij zijn wraakzucht den ruimen teugel. Alle naburen, onder welke 300 burgers van Kampen, trokken tegen hem op, veroverden en slechtten zijn kasteel. Hij daarentegen maakte de Zuiderzee onveilig, nam de Kamperschepen, die destijds bijzonder met Noordsche waren voeren. Die van Kampen zetten een prijs van 100 oude schilden voor hem die Pelgrim doodsloeg en 100 goudguldens op het hoofd van zijn broeder. In 1498 vereenigde Pelgrim zich met Hendrik van Wisch, die de groote gaarde, een bandeloozen troep uit alle volken bijeengebragt, in dienst had genomen, en richtte op nieuw vreeselijke verwarringen aan. De twist duurde tot zijn en zijns broeders dood omstreeks 1500. Beide stierven zonder mannelijk oor na te laten.
Hij was gehuwd geweest met Jutta van Arnhem, weduwe van Johan van Apeldoorn. Zijn erfdochter huwde George Schenck van Toutenburg.
Zie Tegenw. Staat v. Overijssel, III, 2de St. 319, I, 149; Scheltema, Staatk. Nederl.