voor de beantwoording der vraag: is het geoorloofd in onzen handel en wandel met de onkunde van onze medemenschen ons voordeel te doen? Zoo ja, in welke gevallen en in hoeverre? en drie jaren later haren zilveren aan zijne verhandeling: over de vereischten tot de kunst van waarnemen en hoeveel dezelve kan toebrengen tot volmaking van het verstand.
Bij Teijlers godgeleerd genootschap verwierf hij driemalen het accessit of den zilveren penning, namelijk in 1789 op zijne verhandeling: over de duidelijkste verklaring en het bondigste bewijs van de aannemelijkheid des Protestantsche grondregels, dat ieder Christen, zijns verstands magtig, geregtigd en naar zijne bekwaamheid verplicht is om in zaken van godsdienst voor zich zelven te oordeeleu, - in 1791 op zijne beantwoording der vraag: in welke gevallen en in hoeverre Christus en de Apostelen zich in prediking en schriften naar de toen heerschende volksbegrippen geschikt hebben, en in 1795 op zijne verhandeling: nopens het inen uitwendig bewijs voor de goddelijkheid der Christel. leer en het verband, waarin het laatste met het eerste al of niet kan geacht worden te staan. Bestuurderen van het Stolpiaansch legaat wezen in 1797 aan 's mans verhandeling over de verschiliende volkskarakters en derzelven natuurlijke en zedelijke oorzaken, het accessit toe.
Ook de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen bekroonde in 1801 zijn geschrift over het schadelijke der vooroordeelen omtrent het horoscooptrekken en planeetlezen, met een kort en zeker betoog dat noch cometen noch planeten op de lotgevallen der menschen eenigen invloed kunnen hebben.
In 1809 schonk het Utrechtsch Genootschap zijn dubbelen gouden eereprijs bij loting aan zijne verhandeling over de beste middelen om de duëllen of tweegevechten voor te komen en te weren, wanneer het gevoelen in een land heerschende is dat het schandelijk zoude wezen wegens zekere beledigingen den belediger niet uit te dagen tot een tweegevecht of uitgedaagd zijnde, hetzelve niet aan te nemen. Utr. 1805.
Ook schreef hij het Leven en karakter van A. Hulshoff. Amst. 1796, 8o.
Over den slavenstand door Philalethes Eleatherus. Met eenige aanteekeningen en een voorberigt van den uitgever J. van Geuns. Leyd. 1797, 8o.
Zie Blaupot ten Cate, Gesch. der Doopsgez. in Holl. enz. D. II. bl. 103, 110, 127, 150; Glasius, Godgel. Nederl. v. Doorninck, Anon. en Pseud. N. 3480.