[Gerardus Johannes Veltman]
VELTMAN (Gerardus Johannes), zoon van Johannes Veltman, predikant te Hoorenaar, Zwartewaal, Sliedrecht en Arnhem, werd den 1sten April 1779 te Zwartewaal geboren, bezocht de Latijnsche scholen te Arnhem, studeerde te Harderwijk en Leiden, onder Muntinghe en van Voorst, in de godgeleerdheid en werd in 1801 proponent, in datzelfde jaar predikant te Voorhout, in 1803 te Waardenburg en Neerijnen, in 1807 te Kampen en in 1810 te Dordrecht, waar hij den 13den Julij 1851 zijn 50jarigen evangeliedienst mogt vieren. Hij bekleedde, gedurende zijn verblijf te Waardenburg, het ambt van schoolopziener in het eerste district van het toenmalige departement van Gelderland en van 1806 tot het laatst van 1851, dat van scriba van het classicaal bestuur van Dordrecht. Van 1810 was hij werkend lid en van 1829 tot 1850 voortzitter van het letterkundig genootschap Diverse Sed Una te Dordrecht en in 1830 benoemde hem de maatschappij van nederlandsche letterkunde te Leiden tot lid. Hij huwde Henrietta Johanna Magdalene van Laar, die hij den 5den Junij 1834 door den dood verloor. Hij zelf overleed den 21sten Mei 1852.
Behalve eene Redevoering ter gedachtenis van zijn ambtgenoot B.F. Tydeman, heeft hij in het licht gegeven:
Feestelijke dankstond, gehouden op het hervormingsfeest ten jare 1817, en uitgegeven tegelijk met de toen uitgesprokene Leerredenen van Ewaldus Kist en D.H. Wildschut. Dordrecht 1817.
Leerrede over de verbindtenis aan God, en plegtige bevestiging der Lidmaten in de Christelijke gemeente. Dordrecht 1825.
Feestrede, bij gelegenheid der Algemeene Vergadering van