[Willem Velingius]
VELINGIUS (Willem), zoon van Abdias Velingius, laatst predikant bij de herv. gemeente te Leiden, werd den 26sten Januarij 1692 te Groningen geboren, studeerde te Leiden en werd in 1716 predikant te Hoogvliet, in 1721 te Groningen, in 1725 te Rotterdam, in 1735 hoogleeraar aldaar. Na het doctoraat aan de Leidsche hoogeschool bekomen te hebben, aanvaardde hij het hoogleeraarsambt met eene Oratio de Joanne Apostolo, zoowel in het latijn als Nederduitsch uitgegeven. Hij werd in 1755 emeritus en overleed den 12den Febr. 1756. Velingius had even als zijn vader en grootvader een grooten naam in de kerk. Hij huwde Margaretha Loens.
Hij gaf in het licht:
Leerreden over Deuter. XXXII vs. 10 en 11. Ter inhuldiging van zijnen zoon A. Velingius te Benthuizen. Rott. 1744. 4o.
De Messias erkend, verkondigd en verheerlijkt door Maria en Simeon. Lijkpredikatie van Ds. van Hengel. Rott. 1738.
Ook gaf hij bij gelegenheid der verheffing van W.C.H. Friso tot stadhouder het genoemde werkje van zijn grootvader W. Velingius in het licht. Rott. 1747. 4o (Van het werkje van zijn grootvader was deze de derde druk.)
Lijkpredicatie op den Erfstadhouder W.C.H. Friso (Rott. 1752. 4o.).
Ook als dichter maakte hij zich bekend door:
Zedige ledigheid of gezangen. Leid. 1736.
Zie Adami, Naaml. v. predikanten. te Gron.; Glasius, Godgel.