Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 19
(1876)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 12]
| |
‘een der voornaamste lieden van Staate, welke in de opkoomste van de Republyk der vereenigde Nederlanden zeer veel, zoo met raad als daad, toegebragt hebben tot haren gezegenden wasdom. ‘Hij was pensionairis van Goes, raad van State, daarna raad en thesaurier van Zeeland en heeft verscheidene belangrijke commissiën, zoo binnen als buiten het vaderland, bekleed. Hij bevorderde het toetreden van Zeeland tot de unie van Utrecht en bleef aldaar in het Collegie ter bevordering der nadere unie. In 1580 was hij een der gedeputeerden, om den prins van Oranje, uit naam der Staten van Holland en Zeeland, de souvereiniteit op te dragen. Hij ging, merkte Scheltema aan, misschien verder dan zijn last. Na 's prinsen dood vertrok hij naar Engeland, om Elisabeth het hoog gezag aan te bieden. Door Leycester in den raad van State geplaatst, durfde hij hem, waar het te pas kwam, tegen staan. Na diens vertrek zocht hij met Leoninus, schoon te vergeefs, de inlandsche twisten in Utrecht te dempen. In 1590 werd hij met jonker Jacob van Egmond, heer van Kenenburg, Mr. Sebastiaan van Loosen, raad van Staate, Herman Rodenburch, koopman, en Simon Jaspersz Parduin, raad en thesaurier der Stad Middelburg, naar Engeland gezonden, om eenige geschillen, tusschen Elisabeth en 's lands staten gerezen, te vereffenen. In 1594 werd hij ‘niettegenstaande zijne verschooning, op aandrang der staten van Zeeland, die hem daartoe verzochten, ‘uit aanmerking van d'importantie dier legatie en de gaven daar God hem mede had voorzien’ met Walraven van Brederode naar Schotland gezonden om aldaar in naam der algemeene staten te staan na den doop van zijn eerstgeboren zoon. De staten-generaal gaven bij die gelegenheid tot pillegift twee schoone en kunstig gewrochte koppen met deksels en een gouden doos met een rentebrief, inhoudende een jaarlijksche rente van f 5000. Op zijn terugreis handelde hij op nieuw in Engeland. In 1601 werd hij met Johan van Oldenbarneveld naar Frankrijk gezonden en in 1603 met graaf Hendrik Frederik van Nassau, Walraven van Brederode en Oldenbarneveld naar Engeland om Jacobus met zijne komst tot den Engelschen troon te begroeten. Valcke overleed den 2den Junij 1623 te Londen aan de waterzucht. Zijne ingewanden werden in Engeland, zijn ligchaam den 15 Junij te Goes begraven, op zijn grafzerk, in 1618 bij den brand der kerk in stukken gebarsten, las men:
Me Zelanda tulit, me sustulit Anglica tellus,
Extaque defuncti haec, illa cadaver habet.
Magna domi, majora foris, bene publica gessi,
Una capax tellus non fuit ulla mei.
| |
[pagina 13]
| |
Volgens van Meteren, was hij ‘een cloeck ervaren man, die de landen seer nuttelyck hadde in veel ambten en legatien ghedient ende daarom seer beclaecht was’. Hij huwde Susanna Taymon.
Zie v. Meteren, Nederl. Hist., fol. 343, 498; Bor, Ved. Hist., B. XV, bl. 197, B. XX, bl. 63, B. XXII, bl. 17, B. XXIII, bl. 6, 23, B. XXIV, bl. 10, 13, 18, 123, B. XXVI, bl. 19, 21, 22, 51-62, B. XXXI, bl. 7, 46, 52, 69, XXXII, bl. 28 (o. dr.); Smallegange, Chr. v. Zeel., D. I, bl. 427, 741, 742; Du Chouls, Legerschikk. d. Romeinen (opdragt); G.v. Loon, Beschrijv. d. Nederl. historiep., D. I, bl. 451; Beaufort, leven van Willem I, D. III, bl. 599; de la Rue, Staatk. en heldh. Zeel., bl. 88; v.d. Spiegel, Bundel van onuitg. stukk., D. I, No. 73, bl. 302; Wagenaar, V.H., D. VIII bl. 56, 90, 97, 115, 120, 192, 203, 232, 400, D. IX bl. 150; Scheltema, Staatk. Ned. Nieuwenhuis; Verwoert; Kok; Kobus en de Rivecourt; E.B. Swalue, Hulde aan Jacob Valcke, met ophelderingen door J. ab Dresselhuis in Zeeuw. Volksalm. 1845, bl. 97. Nas. D. XV bl. 106, 128. |
|