pioenen voor hunne zaak tegen hem in het krijt. Intusschen liet hij bij al die polemiek niet na de zaak der contra-remonstranten, zoo bij prins Maurits als bij anderen te bevorderen. De Noord-Hollandsche synode koos hem tot bijwoning der groote kerkvergadering te Dordrecht en van deze was hij een ijverig en werkzaam lid. Hij behoorde ook tot de opstellers der Canons. In 1619 werd hij naar de Utrechtsche Synode afgezonden om de afzetting der remonstrantsche predikanten te bevorderen, en, na de moordaanslag van Slatius, gaf hij in 1623 uit eene vermaning aan alle de Remonstrantsch-gezinden, waarin hij dezen tot terngkeering in de hervormde kerk drong, maar ook tevens hunne leeraren op bittere wijze bejegende, beweerende dat zij niet konden ontkennen dat de zamenzweering tegen den prins uit hun midden was gegaan.
Ook was hij een ijverig voorstander van het kerkelijk gezag en trad ook rondborstig in de zaak van den Amsterdamschen predikant Smout als verdediger daarvan op. Uitgenoodigd door de Zuid-Hollandsche synode om Uitenbogaerts Kerkelijke historie tegen te spreken, en daartoe door eigen aandrift genoopt, schreef hij: Kerkelijke geschiedenissen, grijpende de zware en bekommerlijke geschillen in de Vereenigde Nederlanden voorgevallen, met derzelver beslissingen ende aanmerkingen op de kerkelijke geschiedenis van Joh. Uitenbogaert. Leiden, 1650. fol.
Ofschoon dit werk eigenlijk slechts eene doorgaande wederlegging van dat van Uitenbogaert bevat en derhalve naauwelijks den naam van geschiedenis in den waren zin des woords mag dragen, behelst het echter vele wetenswaardige bijzonderheden. Het behoeft niet gezegd te worden, dat het zeer partijdig is. De Staten van Holland weigerden de opdragt.
Hij overleed in April 1654. Zijne afbeeldingen zijn vrij talrijk; behalve het portret in Wagenaar's Vad. Hist. is het ook door W. Delft gegraveerd, en in 't groot zeer fraai afgebeeld met de adressen: A.J. Conradius exc. en C. Allard exc.
Corregus hield eene lijkrede op hem, en gaf hem deze getuigenis: ‘Jesaiae magnam partem explicavit, de gratia Dei scripsit, adversariis os obturavit, Remonstrantium apologiam exanimavit, ad capita theologiae in auditorio graviter cordate, solide, curateque respondit.’
A Hij huwde Stijntje Hendrika Stoof, die hij later storpia noemde en liet drie zonen na, die volgen.
De werken van Trigland zijn gezamentlijk verschenen in Opus J.T., d.i. de boecken of tractaten beschreven door J.T. Amst., 1628 en in Opuscula J.T. Amst. 3 dln. fol