doctorale waardigheid. Van Franeker vertrok hij, in de plaats Lubbers, naar Groningen, waar hij den 10den Mei 1805 zijne betrekking aanvaardde met eene Oratio de Jesu Christo, doctore Δεοδιδάϰτω, minime Esseno. In 1821 legde hij het rectoraat neder met eene Oratio de causis ex quibus explicari possit prosperrimus successus et celerrimus progressus annunciati primum per Apostolos eorumque socios Euangelii. Hij overleed den 30sten Julij 1828. Zijne vrouw Tetje van der Werf, met wie hij te Stavoren gehuwd was, schonk hem twee zonen en twee dochters.
Hij schreef:
Verhandeling ten betooge voor de gemakkelijkheid van de Evang. plichten of den godsdienst van Jezus. In 1795 bekroond door het Haagsch genootschap. 8o.
Beschrijving van het godsdienstig en zedelijk karakter van J.C. Bekroond door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Amst. 1798. 8o.
Redevoering ten betoge dat J.C. geenzins in de school der Essenen opgekweekt, maar van God zelven onderwezen is. Gron. 1807. 8o. (vertaling zijner inwijdingsrede als hoogleeraar te Groningen, door L. Fockens, predikant te Twijzel).
De jeugd aangespoord tot eene vroegtijdige Godsvrucht. Gron. 1806.
Opwekking tot het welbesteden van den tijd. Gron. 1811.
De raad van David aan zijn zoon Salomo en de keus van Josua om den Heer te dienen, in twee leerredenen. Ald. 1812.
De vruchtbaarheid en onvruchtbaarheid van Gods kastijdingen, in twee leerredenen. Ald. 1814.
Kerkrede en gebed, uitgesproken ter opening van het tweede eeuwfeest der universiteit te Groningen, den 10den Oct. 1814.
Verstrooide gedachten over verschillende onderwerpen. Uitgegeven voor leeraars en vrienden van godsdienst en godgeleerdheid. (E.J. Greve, E. Tinga en J.H. Regenbogen.) Fran. 1802-1806. 4 St. 8o.
Zie Brouwer, Orat. inaug. in Anal. Acad. Gron. 1827-1828; Aanh. op Nieuwenhuis; Bouman, Gesch. d. Geld. Hooges., D. II, bl. 531; Glasius, Godgel. Nederl.; Gron. Gedenkb., bl. 112; Progr. funeb.; Alm. d. Gron. Akad. 1829, bl. 62-67; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Eekhoff, de Stedel. Bibl. van Leeuw., bl. 23; v. Doorninck, An. en Pseud. [1575]; Handel. d. Maats. v. Ned. Letterk., 1829, bl. 8.