dichtpen hanteeren, en gaf in zijne Poëzij (ao. 1803) een aantal dichterlijke voortbrengsels van deze zijne discipelin in het vak der dichtkunst in het licht. Al wat in deze verzameling met de letters C. of W. of S. geteekend is, was haar werk. Hij zelf had onder deze vroegste verzen zijner echtgenoote veel op met de Zaïde en Almanzor, de Arria en Paetus, den graaf Lauzune (naar Blumauer), Leonore (naar Burger) en de Elvire.
In het Vaderland teruggekeerd, gaf de geduchte ramp der dijkbreuken, in den aanvang van 1809, de dichteres aanleiding tot een Treurzang van die ontzettende gebeurtenis, te zamen met eene Romance in twee zangen, onder den titel van Overstrooming in het licht gegeven.
In de drie deelen Treurspelen van haren echtgenoot (1808 en 1809) is de Elvire en de overzetting van Racine's Iphigenia van hare hand. In later leeftijd zagen nog twee geheel oorspronkelijke Treurspelen van mevrouw Bilderdijk met eene Voorrede van haren echtgenoot het licht, de Dargo op oud-Schotsch, de Ramiro op Spaansch-Moorsch grondgebied; beide uitgelokt door de prijs-uitschrijving der tweede klasse van het Instituut (1806). Aan het eerstgemelde gaf de klasse, aan het tweede Bilderdijk de voorkeur. In 1813 gaf zij hare Gedichten voor kinderen. Schoon minder bekend en gezocht dan dat van den in dezen niet licht overtroffen van Alphen, werd dit bundeltje echter in 1829 voor de derde maal herdrukt. In de dichtbundels door Bilderdijk uitgegeven, na de gezegende gebeurtenis in 1813, 1814 en 1815, had ook zijne egade een aanzienlijk deel. In de Vaderlandsche Uitboezemingen wisselde o.a. de zachte vrouwelijke stem telkens zijne forsche toonen af.
Afzonderlijk gaf zij nog in 1814 een dichtstuk op de Moord te Woerden, in 1817 eene te Gend met goud bekroonde Cantate, Gedenkdag der zege van Waterloo, in het licht.
In Bilderdijks Bundels van 1818 en 1819 Wit en Rood leverde de dichteres menig belangrijk stuk in meer dan één vak. In de Nieuwe Dichtschakering gaf zij de belangrijke gedichten aan Alwine, de Hoop, Celeste (naar Kosegarten) en de romance Mathilde. Het schokkende sterfgeval van den oudsten zoon ontlokte ook der dichteres roerende rouwtoonen. Van haar is in de dichtbundel ter nagedachtenis van Julius Willem Bilderdijk, het aandoenlijke vers aan Jonkvrouwe ***. Dichterlijke arbeid was in die dagen haar tot een veel vermogende affeiding van moedersmart. Van daar hare overbrenging in het Nederduitsch, van het meesterstuk van Robert Southey den Rodrigo de Goth. In de jaren 1823 en 1824 verschenen de 25 zangen van dit belangrijk heldendicht, met een voorbericht van Bilderdijk, en een opdracht der dichteres aan den dichter van het oorspronkelijke. Tusschen de