Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 17. Eerste stuk
(1874)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 381]
| |
's Gravenhage neder, en verliet eerst onder koning Lodewijk, voor een korten tijd die loopbaan ter bekleeding van den post van algemeenen secretaris van den Raad der Jagt. Na het vertrek van dezen vorst tot het ambteloos leven teruggekeerd, scheidde hij daarvan niet voor November 1813, toen hij zich onder de edele en kloekmoedige herstellers van een onafhankelijk volksbestaan schaarde. Tot loon van het gewigtig deel, 't welk hij aan de gelukkig tot stand gebragte verlossing van het vaderland had, werd hij later tot den adelstand en de waardigheid van kommandeur der orde van den Nederlandschen Leeuw, en bovendien tot president van den raad der Domeinen en tot staatstaad in buitengewonen dienst benoemd, in welke betrekking hij tot zijn overlijden werkzaam bleef. Hij was lid der Maats. van Ned. Letterk. en overleed den 16 Augustus 1832. Zijn portret door Marcus gegraveerd, komt voor in het werk van mr. H. Bosscha, over de omwenteling van Nederland.
Zie M. Siegenbeek, Handel. der jaarl. vergadering van de Maats. der Nederl. Letterk. 1833. |
|