29 Januarij 1670 werd hij tot gewoon hoogleeraar in de geneeskunde aangesteld, aanvaarde den 8 Mei dit ambt met eene oratio de medicinae ortu atque progressu, en maakte zich, zoowel door zijn theoretisch als praktisch onderwijs, zeer verdienstelijk.
‘Hij was,’ schreef Boerhaave, ‘een man van ongelooflijke vlijt en bekwaamheid, te regt beroemd om zijne geleerdheid en veeljarige geneeskundige praktijk. In die kunst had hij bijna het hoogste toppunt bereikt, en wat de medische wetenschap betreft, volgde hij een geheel anderen weg dan Theodorus Craanen. Hij toch was gewoon de studenten zelf naar het ziekehuis te geleiden, hen bij de lijders, die onderzocht moesten worden, te brengen, hun de ziekten uit de verschijnselen te leeren kennen, onderscheiden en behandelen, terwijl hij hun tevens bij het doen der lijkopeningen, de verborgenste ziekte-oorzaken aanwees. Daarom heeft Bernhard Albinas dikwijls met opgetogenheid gesproken over de groote en vele verpligtingen, die hij had aan de trouwe toespraken, vermaningen en opmerkingen van dezen bescheidenen en zachtmoedigen man en aan zijn voortreffelijk, door de uitkomst gedurig bevestigd, voorbeeld.’ Als schrijver heeft hij zich niet anders bekend gemaakt dan door de genoemde geschriften en een kort verhaal van de epidemische in 1678 en 1679 geheerscht hebbende ziekte (Christ. Love Morley, De morbo epidem. tam hujus quam superioris anni (1678 et 1679) narratio et Lucae Schacht, de eodem morbo epistolica narratio. Londini 1680. 8o.
Een brief van de Graaf (d.d. 30 Mei 1671) aan hem gerigt, vóór den Tractatus de mulierum organis cet afgedrukt, strekt ten bewijze dat Schacht, behalve in de praktische geneeskunst, ook in de wetenschappelijke behandeling van anatomische en physiologische onderwerpen groot belang stelde. Zijn Oratio funebris in obitum Franc. de le Boe Sylvii vindt men ook voor de Opera Sylvii.
Hij verloor zijne vrouw den 25 Junij 1686, en overleed zelf den 10 Maart 1689. Zijne lijkrede werd door de Volder uitgesproken. Zijn portret is door A. van Zijlvelt in plaat gebragt.
Zie Burcheri de Volder, Oratio habita in funere Cl. viri Lucae Schacht, Med. Dr. et Profess., L.B. 1689, 4o.; Boerhaave, Oratio academica de vita et obitu viri Cl. Bernh. Albini cet., L.B. 1721, 4o. p. 21, ook onder zijne Opuscula omnia, p. 47, 48; Soermans, Acad. Reg., bl. 57; Siegenbeek, Gesch. d.L. Hooges., D. II. bl. 153, D. II. bl. 111, 112, J. en B. bl. 142, 271; G.C.B. Suringar, Invloed der Cartes. wijsbeg. op het Natuur- en Geneesk. onderwijs aan de L.H., bl. 25, 33; De Medische Faculteit te Leiden op het einde der zeventiende en in het begin der achttiende eeuw. Lucas Schacht en diens ambtgenooten enz.; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr.; Jöcher.