| |
[Jacques Saurin]
SAURIN (Jacques) werd den 6 Januarij 1677 te Nîsmes uit een aanzienlijk geslacht, dat zich omtrent den staat en de letteren beroemd maakte, geboren. Zijn vader Jean Saurin was er advokaat, en secretaris der koninklijke akademie van Nîsmes: zijne moeder heette Hippolyte Tournier. De herroeping van het edict van Nantes verpligtte hen Frankrijk te verlaten. Zij vestigden zich te Genève, waar hun zoon zijne letteroefeningen aanving, doch ze staakte en de wapenen opvatten. In 1694 nam hij deel aan een veldtogt als kadet in de compagnie van Mylord Galloway, en in 1695 had hij een vaandel in het regiment van dien heer, dat in Piemont diende. Toen de hertog van Savoye vrede met Frankrijk had gesloten, keerde de jonge Saurin naar Genève terug en vervolgde
| |
| |
zijne studien in de philosophie en theologie onder Alphonse Turretin, Tronchin, Pictet, Leger, Minutoli en Chouet. Reeds voor hij zijn akademische loopbaan geëindigd had, was de roem zijner jeugdige welbespraaktheid verspreid. Zoo uitnemend waren de eerste proeven geslaagd van wat hij later zou worden, dat een ongewone schare zich rondom het gestoelte verdrong, waarop hij de eerste proeven van zijn' schitterenden aanleg zou geven. Eenmaal moest men zelfs de Kathedraal der stad voor hem openen, omdat kleiner lokaal onvoldoende was. In 1700 begaf hij zich naar Engeland, en verkondigde gedurende ruim 4 jaren te Londen met gedurig klimmenden opgang het evangelie. Daar hoorde hij den begaafden predikant Tillotson, en nam zonder verloochening van eigen zelfstandigheid, diens preekmethode ten voorbeeld. Hij trad ook in Engeland in den echt met Catharina Bouton, die hem 2 zonen schonk, Antony en Philippe, die beide hun vader overleefden. Redenen van gezondheid noopten Saurin naar Holland over te steken, waar hij reeds eenmaal op zijne reis naar Londen een korte wijle had vertoefd. Reeds had hij een en andermaal, onder grooten toeloop te 's Hage gepredikt, en was op het punt naar zijn standplaats te Londen weder te keeren, toen hij door eenige aanzienlijke gemeenteleden der hofstad, tegen een vaste bezoldiging werd aangesteld, om zich des voormiddags op den voorlaatsten Zondag van iedere maand te doen hooren. En toen, kort daarna eene plaats was opengevallen, onder de vier predikanten, die uit de menigte van vlugtelingen opzettelijk en uitsluitend geroepen waren tot het houden eener pasgeopende godsdienstoefening aan den avond van iederen rustdag, werd die betrekking aan Saurin aangeboden op 28 jarigen
leeftijd, die hij tot op zijn dood toe waardiglijk bekleedde. Al spoedig mogt hij zich in eene populariteit verheugen, zelden geëvenaard en zeker nimmer door één kerkredenaar van zijn tijd overtroffen. Met bijna iedere leerrede die hij uitsprak, stak de faam de loftrompet luider, en weldra klonken hare schelle toonen ver buiten de hofstad. Men noemden hem den beroemden, den weergaloozen Saurin, den Chrysostomus der Protestanten, en met deze laatsten stemden zelfs Roomsch-Katholieken te zamen. Niet zelden verlieten de hevigste kritikasters het vaandel van Aristarchus, om weggesleept door den stroom zijner rede de breede rei zijner bewonderaars te vergrooten. Soms waren reeds veertien dagen te voren, de plaatsen aan den voet van zijne leerstoel besproken, en waar een groot aantal van hen die hem hooren wilden, gedurig onverrigter zaken moest wederkeeren, was men reeds verblijd, als men de sport van een der ladders kon magtig worden, die daar buiten tegen de muur, in de nabijheid van een geopend venster, voor het overtalrijk gehoor waren aan-
| |
| |
gebragt. Het geheim van Saurins meesterschap over de gemoederen scheen, volgens den hoogleeraar van Oosterzee, aan wiens verhelderd werk over de kanselwelsprekendheid van Saurin wij deze bijzonderheid ontleenen, vooral daarin bestaan te hebben dat hij aan de eene zijde een onuitputtelijk rijke verbeelding, aan den anderen kant een helder denkenden, krachtig ontwikkelden geest bezat. IJverig in zijne betrekking van prediker voor aanzienlijken (hij was als ministre des nobles aangesteld), toonde hij zich niet minder gezet op den schoonen rang van vriend en helper der armen. Hij gaf het voorbeeld van onbekrompen weldadigheid en achtte het zich geen last maar een lust om pleitbezorger der behoeftigen bij de rijken en aanzienlijken te zijn.
Hij verdeelde de erfenis hem door zekeren Louis Lambert, met hem te Nîsmes geboren en later in Holland gestorven, die hem tot erfgenaam van zijn aanzienlijk vermogen gemaakt had, tusschen de betrekkingen en geloofsgenooten van den gestorvene, ofschoon de eerste hem een proces over deze erfenis hadden aangedaan.
Behalve de vijf bundels leerredenen, die hij zelf ter perse mogt legge (de derde droeg hij, op een ontvangen wenk aan den koning van Groot Brittannien op, die hem begunstigde met een jaarlijksch pensioen, dat hij van 1717 af tot zijne dood genoot) was zijn leven ook aan andere letterkundigen arbeid gewijd, en vervaardigde hij voor den Engelschen prins eene handleiding voor de opvoeding van jeugdige vorsten. In de laatste jaren zijns levens schreef hij, op het voetspoor van Basnage en Durieu, brieven aan en ten behoeve van zijn vervolgde geloofsgenooten, die 1725-1727 zijn uitgekomen. Zijn theologisch hoofdschrift is echter de door hem vervaardigde tekst voor een prachtig plaatwerk over de Bijbelsche geschiedenis des Ouden en Nieuwen Testaments. Hij leverde een tekst, evenmin streng wetenschappelijk, als alleen praktikaal, maar door vorm en inhoud geschikt om te voldoen aan de behoeften van hen: ‘die de zekerheid wenschten te weten der dingen waarin zij waren onderwezen geworden’, en toen de hooge prijs de verspreiding der prachtige folio-uitgave in den weg stond, gaf hij later deze Bijbelsche Verhandelingen in gewoon formaat in het licht, met weglating der gravuren. Ten allen tijde scheen er tusschen Saurin en de overige Haagsche predikanten, zoo al geen verwijdering, ten minste een zekere afstand bestaan te hebben. Intusschen bleef het bij dezen meestal stilzwijgenden en verborgenen tegenstand niet. Men bragt tegen de genoemde Verhandelingen in, dat hij vele proeven van belezenheid, maar weinig van zelfstandig onderzoek gaf, en wel verschillende gevoelens van anderen over betwiste punten vermeldde, maar zich vaak met de meeste zorgvuldigheid wachtte om beslissend zijne meening te zeg- | |
| |
gen, en de verkettering van Saurin over een vraagpunt der zedeleer verbitterde zijn laatste levensjaren. Bij de behandeling van Davids zalving door
Samuel, beantwoordde hij de bedenking, hoe het mogelijk was, dat de Heer, behoudens de waarheid, aan dezen zijnen dienaar gelasten kon de eigentlijke reden zijner komst te verbergen, en enkel te zeggen, dat hij verscheen om te offeren. Hij lostte die zwarigheid op in een afzonderlijk onderzoek, waarin hij naar het scheen de noodlengen niet onvoorwaardelijk afwees, en opzettelijk aanwees hoe de Allerhoogste, zonder Zijne aanbiddelijke volkomenheden in eenig opzigt te kort te doen, de waarheid in dit geval kon verbloemen. Zijn ambtgenoot Armand de la Chapelle zocht in een tal van fijne sophismen, Saurins verhandeling over den leugen te doen voorkomen als een hoogst ligtzinnig geschrift, dat den godsdienst aan den spot der ongeloovigen blootstelde, en Saurin zelven als een godlasterlijk mensch die God tot een leugenaar maakte. Niet te vreden met deze beschuldiging, wist hij het zoo ver te brengen dat Saurin voor de synode te Kampen en later voor die te 's Hage werd aangeklaagd, en de aangeklaagde gedrongen om wat hij in zijn grooter werk over de noodleugen geschreven had, afzonderlijk uit te geven en in beter daglicht te stellen. Eerst na dat de synode een wenk van hooger hand had ontvangen, om een einde aan dien twist te maken, ontving hij vier maanden voor zijn dood, een schriftelijke eerherstelling. Hij ontsliep den 30 December 1730. Zijn naam werd in lijkredenen en lijkdichten vermeld, schoon tegenover een tal van eervolle geschriften een bijna even groot getal is te plaatsen, ingegeven door een haat, die zelfs de dood niet verzoende. Men vindt verschillende afbeeldsels van Saurin, die door professor van Oosterzee vermeld worden in zijn Jacques Saurin. Eene bladzijde uit de Geschiedenis der Kanselwelsprekendheid. Rotterd. 1855. m. portr. 8o
In het Fransch overgezet: Jaques Saurin. Une page de l'Histoire de l'Eloquence sacrée, avec un portrait et un autographe. Bruxelles 1856. Later gaf de hoogl. Nog iets over Jacques Saurin, in de Jaarboeken voor Wetens. Theologie. D. XIII. 3 St. 1855, waarop onlangs (1869) een vervolg verscheen.
Hij schreef:
Sermons sur divers textes de l'Ecriture sainte. D. I. 's Hage 1708, D. II. ald. 1712, D. III. 1717, D. IV. 1720, D. V. 1728. Zij hadden zoo veel aftrek, dat elk deel terstond moest herdrukt worden. Van 1721-1725 verscheen van deze 5 deelen bij P. Husson te 's Hage een nieuwe uitgave, die in hetzelfde jaar (1725) te Genève werden nagedrukt. - Sermons sur divers textes de l'Ecrit. sainte etc. T. I-III. cinq. ed. revue et corr. par l'Auteur. La Haye, P. Husson, 1730,
| |
| |
1731, T. IV-VII. Ibid. 1725, 1732, 1737. Philippe Saurin, zoon van Jaques, voegde er, na zijns vaders dood, nog twee deelen bij. La Haye 1732, 8o. (fort inférieurs aux premiers), benevens Nouveaux Sermons sur l'Histoire de la Passion de J. Chr. Rott. 1732. 2 Voll. 8o. Genève 1733. in 8o., in 't Hagd. Leipsig 1734. 8o. Later gaf hij er nog 5 deelen bij, zoodat er in 't geheel 12 het licht zien. Deze zijn sedert herhaalde malen herdrukt, b.v. Rotterdam 1749. 8o. Sermons etc. et Nouveaux Sermons édition en gros caractères. Lausanne M.M. Bourquet et Co. 1759-1761. 12 Vol. 8o. Sermons etc. Nouv. éd. revis. et corr. La Haye, P. van Thol. Amst. C. van Harrevelt et D.J. Changuion 1778-1780. Neuv. Sermons etc. trois. édit. Amst. D.J. Changuion, 1776, 12 Vol. 8o. Paris 1829-1835 9 Vol. 8o. (in deze uitgaaf zijn de teksten naar de overzetting van Osterwald, zij wordt voorafgegaan door eene Notice sur la vie et les écrits du cèlébre orateur. In 1769 gaf de abt Gauchet, extracts des sermons de Saurin 2 Vol. 8o. en in 1854 Weiss, Sermons choisis de Saurin, avec une Notice sur la vie et les écrits de J.S. Paris 12o. In Engeland verscheen te Cambridge 1775-1796 een Eng. overzetting van eenige leerreden in 6 dln. 8o. In Duitschland zette Rosemberg ze bijna alle over. Leipsig 10
Th. 8o. De 5 eerste deelen zijn door Jacob Schoolhouder in 't Ned. overgezet. Amst. 1713. 8o.
H.J. Caen, Recueil de Documents relatifs à l'Eglise Française de Voorburg, concernant l'origine et l'état actuel de la dite institution religieuse (La Haye) 1859 (on y trouve reproduit le sermon de Saurin à l'occasion de la dédicace du nouveau Temple, le 26 Aout 1726, et le portrait de Saurin). Volgens Coquerel werden te Beaucaire in Languedoc in 1735, 225 deelen der preeken van Saurin te gelijk met een menigte Bijbels en Nieuwe Testamenten door de vervolgers der Hugenoten verbrand.
Discours historiques, critiques, théologiques et moraux, sur les événements les plus mémorables du Vieux et du Nouveau Testament; par M. Saurin, Min. du St. Ev. à la Haye, continuéz (depuis le Ve t.) par M. Roques, Past. de l'Egl. Franç. de Basle; (depuis le IXe t.) par Mr.C.S. de Beausobre, Past. de l'Egl. Franc. de Berlin. T. l, 2. Amst. H. du Sauzet, 1720, T. 3 et suiv. La Haye, P. de Hondt, 1730, 1736, 1739, II. V. in 8o. Amst. 1728-1739. 6 Vol. in fol. fig. In alle exemplaren van dit werk vindt men op den titel van het eerste deel, Amsterdam of La Haye 1728; doch dit zelfde deel verscheen het eerst Amsterdam 1720 chez B. Picart. De platen, ten getale van 212 zijn tusschen 1705-1720 gegraveerd. Zij werden stuksgewijze uitgegeven voor men er aan dacht ze in het werk van Saurin
| |
| |
te voegen. Zij verschenen gezamentlijk met den Holl. titel: Taferelen der voornaamste geschiedenissen van het Oude en Nieuwe Testament, enz. Amst. Fr. Halma, 1718. Bij Crevenne komt een soortgelijke verzameling voor met het adres 's Gravenhàge bij Pieter de Hondt, 1728, ook met den Franschen titel Les Figures de la Bible. Amsterdam B. Picart, 1720.
Voor dat de Bijbel van Saurin (zoo werd dit werk genoemd) voltooid was, verschenen dezelfde platen met een korte beschrijving in het Ned. in 3 d. gr. fol. Een Extrait des Discours sur la Bible vindt men in de Bibliothèque raisonnée des Ouvrages des Savans T. II. p. 177. Verg. J.J. van Oosterzee, Nog iets over Jacques Saurin in de Jaarb. voor Wetens. Theol. D. XIII. St. 3 1855, en Brunet, Man. du libraire, T. III.
Abrégé de la Théologie et de la morale Chrétienne, en forme de Catéchisme. Amst. 1722. 8o. In 't Holl. Kort begrip der Godgeleerdheid. Amst. 1724. In 't Hgd. Kurtzer Entwurff der Christlichen Theologie und Sitten-Lehre, in form eines Catechismi abgefaszet, und wegen seiner fortrefflichkeit aus dem Frantzösischen im Teutsche ubersetzel, nebst einer Vorrede Herrn D. Christian Friedrich Boerners, auch einigen hier zu dienstlichen Registern von neuen erläutert. Chemnitz 1723. Jacob Saurin's Kurtzer Begriff d. Christl. Glaub.-u.-Sittenl. in Form. etc. Aus dem franz übers. von C.F. Gellert. Chemnitz. 1749, 1750. 8o.
Catéchisme. Amst. 1724. Genève 1725. Leipzig 1778. 8o. In 't Holl. Catechismus of onderwijzing van de jeugd. Amst. 1725.
Etat du Christianisme en France. La Haye 1725-1727. 8o. Holl. Staat des Christendoms in Frankrijk. Amst. 1725. 8o.
Reponse au Factum du Sieur Vincent Lambert. Rott. 1726. La Haye 1727.
Dissertation sur le mensonge. 2e edit. La Haye 1730. 8o.
Hiertoe behoort:
Lettre circulaire du Consistoire de Leide, en date du 14 Juillet 1730, concernant la Dissertation de M. Saurin sur le Mensonge. Extrait du Régistre des Resolutions de la Court de Holl., Vendredi 27 Juil. 1731 sur la Requête d' Armand de la Chapelle (concernant la même affaire) en Holl. et Franç. 4o.; Apologie pour les Synodes et pour Mr. Saurin, etc. par Jer. Frescarode, Past. et Prof. à Rotterdam. Rott. J.D. Beman, 1731. Verded. v.d.W. Syn. en v.d. Hr. Saurin enz. Ald. 1731. Réflexions sur la Déclaration Mr. Saurin a donnée au dernier Synode; et idée juste qu'on doit avoir de l'Apologie pour ce Pasteur, composée par Mr. Jer. Fr., par un des pasteurs de l'Egl. Wal. de Leide. Leyden 1731.
Traité sur l'éducation des Princes. Onuitg.
| |
| |
Tot de uittreksels, door verschillende geleerden uit de werken van Saurin vervaardigd, behooren o.a.:
J.F. Durand, l'Esprit de Saurin. Lausanne. 1767. 2 Vol. 12o.
L'abbé Piction, Principes de la Réligion et de la morale extraicts des ouvrages de Mr. Saurin. Paris 1768. 2 vol.
‘Une straduction modifiée de l'ouvrage de Durand.’
L'abbé Gauchat, Extraits de la morale de Mr. Saurin. Paris. 1769. 2 vol. 8o.
Chenevière, Chefs d'Oeuvres de Saurin. Genève 1824. 4 voll. 8o.
Zedenleer. Rott. 1728. 8o.
Schets der Zedenleer. Rott. 1728.
Zie Saxe, Onom. liter. T. VI. p. 322, 323; Anal. p. 702; G. Stolle ad Heumannum, p. 429; Moshemii, Hist. Eccl. Saec. XIIII, § XXV; Cat. Bibl. Bunav. T. II. Vol. II. p. 1579; Nov. Act. Erud. 1740, Octobri p. 594-602, A. 1741; Martii, P. II. p. 341-348, 1742, Septemb., P. II. p. 534 seq.; Bibl. Brem. Cl. III. p. 1097; Cl. V. p. 515, Cl. VII. p. 334; Mosheim, Dissert. ad Hist. Eccl. pertin. T. II. p. 417; Chaufepiè, N. Dict. hist. et crit. i. v.; Le Long, Bibl. Hist. de la France; Ch. Weiss, Hist. des Réfugées Protest. de France, T. II. p. 63-76; Coquerel, Hist. des Eglises du Désert. T. I. p. 239 suiv.; M. de Sayous, Hist. de la Litt. Franç. à l'étranger, T. II. p. 106, 124; Lettres sérieuses et badines sur les ouvrages des Savans, T. IV. p. 605; Bibl. d'un homme de Goût; Biogr. anc. et moderne, T. XL. p. 461 suiv.; Bernard, Nouv. de la République des Lettres, 1708, Févr. p. 191, 192; La vie et le portrait de Mr. Saurin par l'auteur de la Bibl. dediè a Mr. Chion; Histoire des Saurinistes, par l'auteur des lettres badines, dedié a Mr. le Comte d'Obdam; Discours sur la charité et l'amour du Prochain, dédié a Mr. Huët; Question si un pasteur, quelque óloquent, qu'il soit, peut
bien édifier ses ouailles, quand on est convaincu qu'il possède lui-même tous les défauts et tous les vices, contre lesquels il déclame en chaire, par A. de la Chapelle (de 4 laatste ongedrukt); Maury, Essai sur l'éloquence de la chaire, p. 160; du Voisin, Essai sur les Etudes et l'exercice du St. Ministère, T. I. p. 311; Haag, La France Protest.; Notice de l'édit. des Sermons, Paris 1829; Weiss, Notice à la tête des Sermons choisis; Biblioth. Franc. T. XXII. 2e partie; Hoefer, Nouv. Biogr. Univ. T. 43, p. 369, suiv.; J.P. Roman, Essai sur Saurin, Strasb. 1836, 4o; ook afzonderlijk, Notice sur la vie et les ouvrages de J. Saurin, Paris 1854; Saurin, Sermons, T. I. p. 12, 16, du Préf. Disc. hist. et crit. T. IV. p. 316, 317 (1e edit.); Bibl. raisonnée, T. I. p. 400, T. II. p. 176, T. III. p. 278, T. IV. p. 206, 211, T. XXIII. p. 90 suiv.; Bibl. choisie, T. XXV. p. 178, 179; Nouv. de la Rép. de Lett. Fevr. 1708, p. 191-192; Bibl. Anc. et mod. T. XII. p. 241, 247; Journal Littér. T. XIV. p. 108, 109; Bibl. Franc. T. XXII. P. II. Art. V; Brunet, Manuel du libraire, T. III. p. 293; Sonnets et poësies legères du 18 siècle; Catal. de la Bibl. Walonne à Leide, p. 10, 35, 37; Supplem. 18, 33, 46; Moreri;
Litt. et Mém. du baron de Pollnitz, T. III. p. 281; Levensb. v. ber. en gel. mann. met hedend. sterfg. en andere merkwaard., Amst. 1731, D. IV. bl. 221-260; Ypey en Dermout, Gesch. d. Ned. Herv. kerk, D. III. bl. 373-375, en
| |
| |
Aanteek.; H.J. Koenen, Geschiedenis van de vestiging en den invloed der Fransche vlugtelingen in Nederland, bl. 171-875, 222-225; Glasius, Godgel. Nederl.; Mosheim, Predikkunde, D. I. bl. 104-107; Huffell, het Christ. leeraarsambt, vert. door J. Busch Keizer, D. I. bl. 200; N.G. van Kampen, Gesch. d. nieuwere letterk. D. II. bl. 586; Collot d'Escury, Holl. roem, IV. 2 st. bl. 408, 409; P. Nieuwland, Letter- en oudheidk. verl. D. I. Voorr. Konst- en Letterb. 1855, no. 2; van Einem, Kerkel. Gesch. D. III 2. bl. 492; Ypey, Gesch. d. Christ. kerk in de 18 eeuw, D. VII. bl. 368 verv.; Kist en Royaards, Archief, bl. 291, 296; Verdediging der Waalsche synode en van den heer Saurin enz. door J. Frescarode; van Senden, Verded. van Bijbel en Openb. D. I. bl. 282 verv.; J. Teissèdre L'Ange, Lijkrede op S.F.J. Rau, bl. 90; Aanteek. 25; Koecher, Catech. Hist. bl. 163-166; Jaques Saurin en Theodore Huet, Proeve van kerkgeschiedkundige kritiek, door Ch. Busken Huet, Haarlem 1855; Hoogstraten; Kok; Nieuwenhuis; Kobus en
de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr.; Boekz. April, Junij, Julij 1722, Jan. 1731, bl. 108; Arrenberg, Naamr. bl. 452; Namen der Herv. predikanten te 's Hage, ('s Hage 1851), bl. 14; Niemeijer, Predigerbl. III. S. 238; Convers. Lex.; Jöcher; Bauer; Jenaische gelehrte Zeit. 1752, S. 326; M. Lilienthal, Theol. Bibl. Th. S. 507; Fortges. Samml. S. 527; Bened. Born, Neuer-öfnete Schatz-kammer aller Theol. Wissenschaft, Th. I. L. 207; G. Stolle, Analect. z. Hist. d. Theol. Gelahrth. C. IV. § 10, S. 397; J.G. Walchius, Cent. in die Catech. Hist. vóór J.F. Buddeus' Cat. Theol. S. 134, in de aangeh. schrijvers bij v. Oosterzee in Naschrift op J. Saurin (1669) en Repert. betreff. de Geschied. en Oudheidk. bl. 375. |
|