boek der Iliaden van Homerus, in latijnsche verzen overzetten en den geheelen Aeneas van Virgilius uit het hoofd, zonder haperen kon opzeggen. Te Leuven oefende hij zich in de wijsbegeerte, en onder Ruardus Tapperus en Johannes Hasselius de godgeleerdheid. Hij trad in de orde van St. Franciscus en gaf de novitii dezer orde onderwijs in het laatst genoemde vak. Men zegt dat hij in zijn cel geen anderen boeken dan den Bijbel en zijn Breviarium gebruikte. Hij was 9 jaren een sieraad zijner orde en overleed te Leuven den 1 December 1553 in den ouderdom van 36 jaren. Zijn neef Vosmeerus beschreef zijn leven en gaf een Apologie zijner schriften. Zie zijne portretten, deels bij Muller l.l.; deels door Wiericx en door Miraeus. Hij gaf in het licht:
Commentarius in Esaiam Prophetam, voorafgegaan door een Tractatus de Scripturarum sensibus.
Commentarius in Paulinas Epistolas et nonnullas aliorum Apostolorum.
Sommigen willen dat hij dezen en andere zijner werken uit die van zijn leermeester Hasselius heeft getrokken, 't geen echter door Vosmeer ontkend werdt.
Homiliae Latinae, variis in locis Lovanii habitae.
Conciones III super illud Levit. Eritis mihi sancti etc.
Oratio quodlibet. de vera Christi Ecclesia.
Oratio in funere Geldropii, Collegii Pontificis Praesidis.
Devote ende seer gheestelycke Sermonen, enz. Leyden 1569.
Zijn werken zijn verbeterd en vermeerderd gezamentlijk te Keulen in 1568 en 1575 in fol. uitgegeven. Corn. Musius heeft zijn grafschrift vervaardigd.
In hs. bestaan van hem:
Dit is een stuck van een sermoen dat broeder Adam Sasbout scrijft van 't Chananeesche vroucken.
S. Bernardus Sermoenen op papier, waarbij eenige sermoenen geschreven door A.S. enz.
Sermoenen in 't Latyn ghemaect, van Broeder A.S., van Delft, (in 't Ned. overgezet), op papier, geschrev. in 1574.
Zie Sweertius, Ath. Bat. p. 90; Val. Andreas, Bibl. Belg. p. 4; Foppens, Bibl. Belg. T. I. p. 5; Boxhorn, Theatr. Holl. p. 160; M. Delrius, Disquis, Mag. l. III. p. 1, Quaest. 3, Sect. 2; Franc. Lava, Praefat. ad sententiam Hasselii super facto Nectarii circa confess. C. Musii, Solit. i.v.; Bleiswijck, Bes. v. Delft, bl. 104, 708; Cat. mss. J. Koning (1828) no. 74; Cat. mss. J.v. Voorst, bl. 26; Cat. d.M.v. Ned. Letterk. D. I. bl. 41; D. II. bl. 511.