[Clara Feyoena, baronesse van Raesfelt]
RAESFELT (Clara Feyoena, baronesse van), geboren van Sytzama, zag in den aanvang der 18e eeuw te Groningen het levenslicht, beoefende reeds in hare jeugd, toen zij nog geen ander rijmwerk kende dan de Psalmen van Datheen, en zij van alle voorlichting en hulpmiddelen ontbloot was, de poëzij. Haar vader gaf die onrijpe eerstelingen, onder den titel van Bellingsweerder Uitspanningen in het licht. In kennis met de voornaamste dichters gekomen, gevoelde zij het gebrekkige harer uitgegeven gedichten, doch werd hare zucht voor poëzy en wetenschappen, in plaats van uitgebluscht, aangewakkerd, en begunstigd door omstandigheden, die haar het uitzigt op vorderingen van beide beloofden. Deze veranderden en zij sleet het grootste gedeelte van haar leven op een eenzaam landhuis in Overijssel. Hier bleef zij de poëzij beoefenen en schreef in 1774 een Hof- Bosch- en Veldzang Heemse getiteld, in 4 zangen, in 1783 te Utrecht in het licht gegeven. Dit bevallig en leerzaam dichtstuk werd in 1794 door hare overige gedichten, te Amsterdam verschenen, gevolgd. Haar portret, door ..... voor een harer bundels gesneden, ziet het licht in 8o.
Zie Witsen Geysbeek, B.A.C. Woord. D. V. bl. 146 volgg.