[Mr. Francois Jacob van Overschie]
OVERSCHIE (Mr. Francois Jacob van), zoon van Frederik Wolpherd van Overschie en Johanna Elisabeth de Courcelles, studeerde te Leyden in de regten, en was in 1735 raad en schepen te Delft, toen het Rotterdamsche kunstgenootschap Natura et Arte van hem uitgaf:
Oiwd Niiws of volbragte belofte, by Tyd-uytkoop, bestaande in een geheel leeves bestuur, voor den Uytgeever en de zyne bezonder by een gestelt; ook ten dienste van andre op vriindelyk en sterk aansouk, of 't nut deed, medegedeelt: onder andre is hiir in 't Godlik kindschap beknopt te siin. Delft, bij Pieter van der Kloot 1737, meer door vreemde spelling dan door dichterlijke gedachten of schoonen versbouw merkwaardig. Zijne spelling gaf aanleiding tot verschillende pasquillen, die in het 8ste vervolg der Nederl. Keurdichten voorkomen. Hij stamde af van Willem, oudste broeder van Huig de Groot, en ‘dorst in zijn jeugd den dwingelanden den oorlog verklaren’ zoo als gezegd wordt in een Betuyging van dankbaarheid hem toegezongen. Hij werd in zijn tijd aan Vondel en Homerus gelijk gesteld.
Brief aan den Edelen achtb. Heer Mr. Fr. J.v.O. op de uitgaaf van zijn Oiwd Nüws enz. Rott. 1735.
Verscheide Lofdichten voor den schranderen en geestrijken Dichter den heere Mr. Fr. J.v.O. Delft 1735.
Christelijke betragting door den oeffening des geloofs en liefde, met hoop, bij verscheyde gelegentheden enz. Delft 1736 8o.