Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 14
(1867)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 266]
| |
tenaar, die waarschijnlijk in het midden der 17e eeuw bloeide. Hij was hofschilder van den keizer van Oostenrijk. Op het stedelijk archief te Utrecht bevindt zich van zijn penseel een gezigt door de Kortenieuwstraat naar het Munster kerkhof en Domtoren en kerk te zien, in een goede manier behandeld, waarvan echter de stoflagie van eene andere hand, in den trant van Droogsloot, doch fijner van kleur. Het stuk is op doek, en vóór 1674 geschilderd. Dat hij een bekwaam figuurschilder moet geweest zijn blijkt uit het portret van Justus van der Nypoort, door hem in zwarte kunst fraai bewerkt in kl. fol. Bryan vermeldt ook een Floppart van Allen, een Duitsch teekenaar en kunstgraveur, die omstreeks 1636 bloeide, en teekeningen heeft gemaakt, gezigten op de stad Weenen voorstellende, die Muller in 1686 heeft gegraveerd en dat hij ook een groote plaat heeft gesneden, zijnde een gezigt op de stad Praag, van weinig verdiensten, en met zijn naam van Allen beteekent. Kramm houdt het nog voor onzeker of beide dezelfde personen waren.
Zie Kramm, t.a.p.D. I bl. 13. |
|