[Otbertus of Obertus]
OTBERTUS of OBERTUS volgde Henricus I in 1091 als bisschop van Luik op en bestuurde het bisdom tot 1119. Onder hem is in 1095 door Godfried van Bouillon, met zijne beide broeders Balduinus en Eustatius de eerste kruisvaart naar het H. land begonnen. Bij deze gelegenheid verkocht Godefridus zijn hertogdom van Bouillon aan het bisdom van Luik, welks kerkvoogden sedert den titel van hertogen van Bouillon gevoerd hebben. Otbertus verkreeg ook nog andere bezittingen voor zijne kerk. Men leest wegens dezen kerkvoogd dat hij in 1103 de overblijfselen van de H. Oda te St. Odenrode verheven en aan de vereering der geloovigen voorgesteld heeft. In het jaar 1130 rigtte hij in de stad Luik twee nieuwe parochiekerken op, namelijk van den H. Hubertus en van de H. Fides of St. Foy. Ook bevestigde hij in 1111 de abdij van den H. Laurentius bij Luik in het regt van begeving der kanunniksdyen in het kapittel van Ayncourt. Ten tijde des bestuurs van Otbertus viel de scheuring der kerk voor, die door keizer Henricus IV is bewerkt. Otbertus koos de zijde des keizers, doch verzoende zich, na diens dood (1106), weder met den paus. De vermaarde abtdij van Rolduc, waaronder het klooster van Hooydonk te Nederwetten heeft behoord, nam onder dezen kerkvoogd in 1104 een begin, en hare kerk werd den 13 Dec. 1108 door Otbertus plegtig ingewijd.
Zie Chapeauville, Gesta Leod. Eccles. T. II p. 45; Miraei, Dipl. T. III p. 28; Ernst, Hist. du Limbourg T. II p. 284, 295; van Gils, Cath. Meijr. Memorieb. bl. 23, 24; van Gils en Coppens, N. Beschrijv. van 's Bosch bl. 39, 40.