gebragt, waarvan hij de volgende beschrijving geeft: ‘In 't midden van een onderaarsch gewelf, door eenige toortsen verlicht, verschenen twee personen, de een was een regter, de ander de secretaris der inquisitie. Op mijn aanhoudend ontkennen, van 't geen men mij ten laste legde, gaf men mij over aan den scherpregter, die mij terstond ontkleedde, handen en voeten met een touw bond en vervolgens deed klimmen op een stoeltje, om alzoo het touw door ijzeren ringen, in den muur vastgeklonken, te kunnen halen. Toen rukte men den stoel van onder mijne voeten, zoodat ik aan het touw bleef hangen, dat de beul van tijd tot tijd vaster zamenrukte. Toen de banden in het vleesch drongen en handen en voeten dermate deden zwellen dat het bloed uit de toppen der nagelen sprong, veroorzaakten zij een bijna onlijdelijke pijn.’ Op het oogenblik dat zijne smarten het hoogste toppunt bereikten, verzekerde men hem dat dit slechts een begin was en men hem dus raadden te bekennen. Ondanks dit alles bleef Orobio standvastig; men hield op van folteren, genas zijne wonden en ontsloeg hem uit den kerker. Zoodra hij zijne vrijheid had terugbekomen, verliet hij Spanje, begaf zich naar Frankrijk en werd hoogleeraar in de geneeskunde te Toulouse. Hier gedroeg hij zich uitwendig als een lid der Roomsche kerk, doch ommagtig om zijne ware gevoelens voor zich te houden en het gevaarlijk achtende ze te ontdekken, begaf hij zich naar Amsterdam, deed openbare belijdenis van de Joodsche godsdienst, liet zich besnijden en oefende de geneeskunde uit. Hij geraakte in kennis met de geleerden Philippus à Limborch, met wien hij in een bescheide pennestrijd trad over de waarheid van de christelijke godsdienst, welke strijd door den laatsten, met den titel Amica collatio cum erudito Indaeo. Goudae 1687 in 4o. werd uitgegeven. Hij overleed te Amsterdam in 1687 in hooge ouderdom. Men heeft van hem,
behalve vele nagelatene handschriften:
Certamen Philosophicum propugnatae veritatis divinae et naturalis adversus Joh. Bredenburg. Principia in fine annexa. Ex quibus quid Religio Rationi repugnat, demonstrare nititur; Quo in Atheismi Spinosae Barathro immersus jacet, quod Religio nil Rationi repugnans credendum proponit, evidentur ostenditer. Haec meditabatur Ishak Orobio, Medicinae Doctor. Amstelaed. Amstel. ex autographo Theodori Ossaan 1703, ook achter Refutations des Erreurs de Benoît de Spinosa par mr. de Fenelon Archeveque de Cambrai. Par le père Lami Benedictin et par mr. le Comte de Boulainvilliers, aveo la vie de Spinose; écrite par mr. Jean Colerin, Ministre de l'Eglise Luthérienne de la Haye, augmentée de beaucoup de particularitéz tirées d'une vie manuscrite de ce philoscophe, faite par un de ses amis. Bruxelles 1731 8o. ook in 't Nederduitsch: