[Opbema Taecke]
OPBEMA TAECKE (eigenlijk Taecke Obbema of van Obbema) was een Schieringer edelman, die, even als de Abbema's, Aebinga's en Albada's, den klimmenden Leeuw van keel op een veld van goud tot wapen voerde en gezegd werd van de Hollandsche graven af te slammen Hij was zeer graafsgezind, even als de andere bovengenoemde geslachten; terwijl de velkoopers zich niet door de graven wilden laten dwingen, zoo als de Schieringers, onder welke rijke edellieden waren. In 1494 maakte hij met Rienck Camstra, Rienck Cammingha en Jelle, pastoor te Rauwerd, het gezantschap naar keizer Maximiliaan uit om bij dezen in te brengen de klagten over de geweldige dwangmiddelen der Groningers tot invordering van drukkende heffingen over alle inwoners van Oostergoo klagten die bij den keizer gunstig gehoord werden en het gewenschte gevolg hadden, daar de Groningers, voor hun gedrag verschooning verzoekende, kennis gaven, van aan de bevelen des keizers te zullen gehoorzamen. Eenige weken vroeger was hij aangesteld onder de 24 regters, die met den potestaat van Friesland over de gewigtigste aangelegenheden moesten beraadslagen, welke vergadering in duigen viel en het genoemde gezantschap ten gevolge had. Der Saksische partij zeer toegedaan zijnde, nam hij, op bevel van Willebrord van Schomburg, eerste ritmeester van Albert, hertog van Saksen, met 80 ruiters onderscheidene kasteelen van zijne Groningsche vijanden in, verwelkomde, in 1499, als afgevaardigde van Oostergoo, graaf Albert van Saksen en zijnen zoon Hendrik te Harlingen, en werd in het zelfde jaar aangesteld tot raad in den Hove van Friesland. In 1501 was hij kastelein van Dokkum en in 1515 behoorde hij met zijn zoon Willem onder de 60 edelen, die
in de St. Vituskerk van Oldehove te Leeuwarden den eed van trouw aan Karel V aflegden. Hij was gehuwd met Otzen van Clant uit de Ommelanden, die hem een zoon schonk, Willem genaamd. Na haar overlijden hertrouwde hij met Auck van Heemstra, begraven te Damwoude 24 April 1547, waardoor hij ook de state Heemstra bekwam, voor zich en zijne kinderen, waaronder zijn zoon Willem, den geslachtsnaam van Heemstra aannam, die zijne afstammelingen nog heden ten dage dragen. Als kinderen bij zijne echtgenoote Auck van Heemstra staan vermeld: Poppe, die den heldendood stierf in 1516; 2e Sjoert, onder anderen als gevolmagtigde uit Damwoude afgevaardigd ten landsdage, en lid der