[François Willem van Brienen van Oostrum]
OOSTRUM (François Willem van Brienen van) was de zoon van Jan van Oostrum en van Constantia Henrietta van Brienen; Van dezen verdienstelijken officier valt weinig te zeggen omdat hij te vroeg aan het vaderland ontnomen is.
Hij trad in zijne jeugd in dienst bij het wapen der artillerie en werd den 24 Sept. 1801 tot 2e luit. en den 29 October 1804 tot le luit. bevorderd bij de brigade rijdende artillerie, en, na den 29 October 1806 tot 1e kapitein aangesteld, voerde hij het bevel over de 2e kompagnie.
Hij bragt van zijnen kant veel bij tot het vestigen en vergrooten van den roem van het korps rijdende artillerie en onderscheidde zich vooral in den veldtogt van het jaar 1806 op het slagveld van Friedland. Hij was toen als 2e kapitein geplaatst bij de 1ste batterij rijdende artillerie, onder bevel van den kapitein Hogerwaard, die was ingedeeld bij het noorder leger, waarover het bevel door koning Lodewijk werd gevoerd, later bij het 8e legerkorps onder Mortier, tegenwoordig bij alle gevechten die in Zweedsch Pommere zijn voorgevallen, volgde hij Mortier naar Friedland en voerde toen het bevel over de 1ste batterij rijdende artillerie. (Zie v. Sypesteijn Rijd. Ar. bl. 96 en 97) Tot belooning van zijne in dien slag betoonde dapperheid benoemde koning Lodewijk hem den 7 Jan. 1807 tot ridder der orde van de Unie. Hij keerde in Augustus 1809, intusschen tot bevelhebber der 2e batterij benoemd zijnde, naar het vaderland (met de overige Hollandsche troepen) terug. Tijdens de landing der Engelsche in Zeeland, 1809, behoorde hij met de batterij no. 2 bij het hollandsche leger dat onder Du Monceau stond en werd in November 1809 benoemd tot bevelhebber der batterij no. 8, ter vervanging van Kolonel Trip, die in Spanje aan de krijgsverrigtingen aldaar zoo roemvol had deelgenomen. In November 1810 vertrok bij derwaaarts maar slechts te Madrid