[Antonius van Oostrum of Oosterum]
OOSTRUM of OOSTERUM (Antonius van), predikant te Weteringen (1658) Briele (1670) en Dordrecht (1671), waar hij in Maart 1680 stierf. Zijn broeder Wilhelmus werd in 1655 uit 's landsvloot te Rijswijk beroepen en overleed in 1661; zijn zoon was Antonius, predikant te Groot Ammers (1682) Zwijndrecht (1684). bij de Nederduitsche kerk te Londen (1687), bij de Engelsche (1691) en de Nederduitsche kerk te Amsterdam (1692). Hij overleed 10 Jan. 1716. Van hem bestaat een portret in zwarte kunst door P. Schenk met een vierregelig Holl. vers van D. van Hoogstraten. Een andere zoon Antonius, was predikant te Diemen (1704) Amersfoort (1710) en aldaar gestorven in Sept. 1720. Van Antonius van Oostrum (den vader) heeft men korte en beknopte catechisatie over den Heidelbergschen catechismus tot onderwijzinge der eenvoudige. Dit werkje was zoo geacht dat er in 1686 een vierde druk, door den autheur van nieuws overzien en met een korte ondersoeckinge en belydenisse des geloofs vermeerdert (p.p. 308) te Dordrecht van het licht zag. Sedert is het meermalen, als te Dordrecht 1692, 1693, 1704, 1708 en 1718, te Amsterdam 1756 bij J. Monsterre herdrukt.
Zie Schotel, Kerk. Dordrecht. D. I bl. 50, 503. D. II bl. 770; Glasius, Godgel. Nederl. o.h.w.; Steven, Hist. of the Scottish. Church p. 179; van Alphen, Prol. Oeeon, Catech. Palat. f 2 Col. 6; Koecher, Catech. Hist. der Geref. kerk. bl. 343, 344; van Alpen, Letterk. Geschied. v.d. Heidelb. Catech. bl. 486; Sohotel, Geschied. v.d. Heidelb. Catech. bl. 384; Mourik, Naaml. v. Godgel. schrijv.; Abcoude, Naamreg. Arrenberg, Naamr. Paauw en Veeris, Kerk. Alph. bl. 148; Wagenaar, Beschrijv. v. Amsterdam D. VII bl. 595; D. van Hoogstraten, Ges. bl. 220, 221; A. Pars, op de Katechisatie van den heer Ant. van Oostrum, Leeraar van Gods gemeente in den Briel 1669; Dordregtse Maagdereijen aan den selven, beroepe tot Dordrecht 1670.