Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 14
(1867)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 167]
| |
Staatsraad enz. Tot de academische lessen bevorderd nam hij als flankeur in de compagnie vrijwillige flankeurs van Groninger en Franeker studenten, deel aan den tiendaagschen veldtogt, en verwierf aldus het metalen kruis. Na den 6 Junij 1835, na het verdedigen van een academisch proefschrift ‘de provincia Drenthina ab Ordinibus Generalibus Provinciarum Belgarum saeculo XVII exclusa. Pars prior’ den graad van doctor in de beide regten verkregen te hebben, vestigde hij zich als advokaat te Assen, en werd den 19 November 1837 benoemd tot procureur bij de Regtbank van eersten aanleg aldaar. Reeds spoedig daarop verwisselde hij deze betrekking met die van griffier bij het kantongeregt aldaar en trad den 16 Junij 1841 in het huwelijk met vrouwe Rhijnvisa Mathilda Elisabeth Catharina, kleindochter van den dichter Mr. Rhijnvis Feith. Na nog in 1855 tot ridder van de orde van de eikenkroon benoemd te zijn, overleed hij den 12 Mei 1857 in 45jarigen leeftijd, nalatende twee zoons en eene dochter. Behalve zijne kunde wordt ook zijn eerlijk, rondborstig en onpartijdig karakter zeer geprezen; zijn vroegtijdig overlijden werd algemeen betreurd. Part. berigt. |
|