1829 fungerend onder-inspecteur bij het leger te velde, den 13 Junij in dezelfde betrekking in de 3e groote mil. afdeeling, den 4 Dec. 1830 op zijn verzoek, bij 't Alg. Depot als kapitein overgeplaatst, den 14 April 1831 majoor, 23 Dec. 1831 kommandant ad int. Alg. Dep, 27 Febr. 1833 overgeplaatst bij het 7 bataillon inf. In 1834 verkreeg hij een tweejarig verlof en keerde op het schip Schoonverbond kapitein Draijer naar het vaderland terug. Reeds in het volgende jaar keerde hij op de India weder, werd aldaar nog in hetzelfde jaar overgeplaatst naar Samatras westkust, kort daarop kolonel bij het 7 bat. Infanterie. In 1837 werd hij benoemd tot waarnemend resident van Banka met bepaling dat hij tevens zou belast wezen met de functien van militairen commandant, en verkreeg 17 Nov. 1840 zijn eervol ontslag.
Oosthout verwierf zich grooten roem als krijgman in 1809 streed hij in Brabant tegen de Engelschen, in 1811, 1812, 1813 diende hij in Spanje en Portugal, in 1813 en 1814 bij de groote armée in Duitschland, in 1815 in Frankrijk, in 1829 en 1830 stond hij bij het leger te velde in de vorstenlanden op Java, van 1835-1837 nam hij deel aan den oorlog op Sumatra's westkust. De koning benoemde hem in 1815 tot ridder 4e kl. van de milit. Willemsorde, 10 Maart 1831 kreeg hij een eervolle vermelding, den 19 Junij 1832 de bronzen achtkantige medaille voor den oorlog op Java. Twee jaren later benoemde hem de koning tot ridder van de orde van den Nederl. Leeuw. In 1841 verkreeg hij vergunning tot het dragen van een gouden degen met diamanten omzet, hem door de ofcieren en ambtenaren van Banka geschonken. Den 16 Junij 1856 werd hij commandeur van de Eikekroon, ook ontving hij de St. Helena medaille en het eereteeken uitgereikt voor de krijgsverrigtingen in de jaren 1813-1815.
Omstreeks 1857 was hij voornamelijk de oorzaak der niet verpachting der tinmijnen van Banka. Hij huwde 1) Catharina Christina Smets in 1841 gestorven en 2) in 1842 Anna Maria Eleonora Canselaar. Hij overleed 7 Dec. 1865 te Delft.
Partic. berigt.