dig Vlaamsch dichter, en had een geestig dicht gemaakt, in hetwelk hij al de kloosters dier stad beschreef, trouwende de monniken met de nonnen of bagijnen, den deken van Rinse, heer Pieter Titelman, broeder van Franciscus, minderbroeder en voorlezer der Godgeleerdheid te Leuven, inquisiteur, paerde hij met het verken der Byloke, waerom hij ook gevangen en gestraft werd over ketterij van gemelden deken, maer ontkwam het nog alsdan, ter oorzake en voorsprake van sommige edeten, aen de welke hij zoo om zijne poësie als geestigheid aangenaem was; maer nu werd die groote kunstenaer opgehangen’.
Zie de Kempenare, Vlaemsche Kronijk bl. 12, 29, 42, 44, 56, 57. Blommaert, Ned. schrijvers van Gent, bl. 108, 109.